In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 4 mei 2021 in Breda ongeveer 47,8 kilogram cocaïne in zijn bezit had. De cocaïne werd aangetroffen in de bestelbus van de verdachte, terwijl hij in een winkel was. De verdachte gaf een ongeloofwaardige verklaring over de aanwezigheid van de cocaïne en stelde dat hij niet op de hoogte was van de drugs in zijn voertuig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de cocaïne, gezien de grote hoeveelheid en de omstandigheden waaronder deze was aangetroffen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne en legde een gevangenisstraf van 40 maanden op, met aftrek van het voorarrest. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank baseerde haar beslissing op de bewijsmiddelen en de ernst van het feit, waarbij rekening werd gehouden met de straatwaarde van de cocaïne en de impact van drugshandel op de samenleving.