6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten:
6
Plaats Vlissingen, gemeente Vlissingen
Datum en tijd 20 oktober 2020
Omschrijving feit: diefstal d.m.v. braak, verbreking, inklimming, valse sleutels etc.
Betreft het pinnen van 50 euro bij de [tankstation]
7
Plaats Vlissingen, gemeente Vlissingen
Datum en tijd 19 oktober 2020
Omschrijving feit: diefstal in vereniging
Betreft de tv van [naam instelling]
9
Plaats Middelburg, gemeente Middelburg
Datum en tijd 20 oktober 2020
Omschrijving feit: diefstal d.m.v. braak, verbreking, inklimming, valse sleutels etc.
Betreft de kentekenplaten van de Opel
Hetgeen voor het overige ad informandum is aangeboden (nummer 8) is buiten beschouwing gebleven, nu er onduidelijkheid bestaat over de pleegdatum. Verdachte heeft verklaard een dergelijk feit te hebben gepleegd op 11 oktober 2020, maar op de dagvaarding is de datum 9 oktober 2020 vermeld.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks vermogensdelicten, te weten aan diefstallen, heling en medeplichtigheid tot witwassen.
De rechtbank acht de diefstallen ernstig, met name die waarbij verdachte de woningen van de slachtoffers is binnengedrongen. Verdachte heeft een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht en in sommige gevallen ook op het privacyrecht van de betrokken slachtoffers. Hij heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financieel voordeel, zonder rekening te houden met de nadelige gevolgen voor een ander.
Tevens rekent de rechtbank verdachte zijn aandeel bij het witwassen zwaar aan. Het witwassen ziet op geldbedragen die middels oplichting zijn verkregen. Via whatsapp werden slachtoffers door één of meerdere daders benaderd, die zich voordeden als een naast familielid en de slachtoffers overhaalden om meerdere geldbedragen over te maken. Verdachte heeft zijn bankpas, pincode en daarmee zijn bankrekening aan de daders ter beschikking gesteld. Op die wijze kon zijn bankrekening worden misbruikt om daarop de geldbedragen door de slachtoffers te laten storten die de daders vervolgens van die rekening konden opnemen. Verdachte heeft als een zogenaamde “geldezel” gefungeerd.
Blijkens zijn strafblad is verdachte al meermalen veroordeeld ter zake van vermogensdelicten en heeft hij in 2017 een ISD-maatregel opgelegd gekregen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van GGZ reclassering Inforsa d.d. 20 januari 2021, waarin wordt beschreven dat verdachte na de opgelegde ISD-maatregel een terugval heeft gehad. Hij is niet abstinent van middelen gebleven en raakte opnieuw in aanraking met politie en justitie. De reclassering stelt dat het gebruik van (hard)drugs en alcohol door verdachte in directe relatie staat tot de gepleegde misdrijven. Dit middelengebruik in combinatie met zijn benedengemiddelde intelligentie en zijn persoonlijkheid, die is gevormd door gebeurtenissen uit zijn jeugd, zorgt ervoor dat op dit moment de kans op recidive hoog is.
De indruk bestaat dat, ondanks dat verdachte in het kader van de ISD in 2018 een langdurige klinische opname heeft ondergaan, de problematiek nog zodanig sterk aanwezig is, dat de kans van slagen in een ambulante setting gering is. Dit blijkt tevens uit een recent uitgevoerd psychologisch onderzoek (verdiepingsdiagnostiek) door de zorgorganisatie Fivoor. Een klinisch traject waarin ook individueel met verdachte aan zijn middelenafhankelijkheid kan worden gewerkt is volgens de reclassering het meest aangewezen. Daarbij is van belang dat zijn persoonlijkheid beter in kaart wordt gebracht, zodat de behandeling daarop kan aansluiten. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, aan welke straf de volgende bijzondere voorwaarden verbonden kunnen worden: een meldplicht bij de Emergis Verslavingsreclassering te Middelburg, een klinische opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling door Ambulante Verslavingszorg met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alsmede meewerken aan middelencontrole.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf een passende strafrechtelijke sanctie is en niet kan worden volstaan met en andersoortige straf. Nu uit het reclasseringsrapport is op te maken dat een klinische opname gevolgd door een ambulant hulpverleningstraject van essentieel belang is om de kans op recidive te verkleinen en verdachte kenbaar heeft gemaakt gemotiveerd te zijn om aan een dergelijke behandeling en begeleiding mee te werken, zal de rechtbank de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen, zodat hieraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld kunnen worden.
Gelet op de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd en het feit dat verdachte al meermalen heeft gerecidiveerd, acht zij een straf gelijk aan het voorarrest – zoals is voorgesteld door de raadsvrouw – te mild.
Het onvoorwaardelijk deel zal bovendien van langere duur zijn dan het voorarrest om de reclassering en andere instellingen in de gelegenheid te stellen de plaatsing van verdachte in een kliniek te bewerkstelligen en de overige zaken voor zijn traject te regelen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.