ECLI:NL:RBZWB:2021:5330

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7457 20_7458
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling Belastingdienst/Toeslagen in proceskosten na intrekking beroep zorgtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de Belastingdienst/Toeslagen. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen over de zorgtoeslag voor de jaren 2018 en 2019. In het primaire besluit van 31 november 2019 werd de zorgtoeslag over 2018 op nihil vastgesteld, wat resulteerde in een terugvordering van € 1.161,-. Voor het jaar 2019 werd in een later besluit het voorschot zorgtoeslag eveneens op nihil vastgesteld. De verzoekster heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar na herziening van de besluiten door de Belastingdienst/Toeslagen op 19 augustus 2021, heeft zij haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling in de proceskosten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen aan de verzoekster tegemoet is gekomen, waardoor de rechtbank op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de Belastingdienst/Toeslagen heeft veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Tevens heeft de rechtbank opgemerkt dat het griffierecht van € 96,- door de Belastingdienst/Toeslagen aan de verzoekster vergoed dient te worden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig was.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak. De griffier was niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/7457 ZORG en BRE 20/7458 ZORG
uitspraak van 21 oktober 2021 van de meervoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaken tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. A. Smit,
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Belastingjaar 2018
In het besluit van 31 november 2019 (primair besluit I) heeft Belastingdienst/Toeslagen medegedeeld dat de definitief berekende zorgtoeslag over 2018 op nihil is vastgesteld zodat eiseres € 1.161,- moet terugbetalen.
Belastingjaar 2019
In het besluit van 21 november 2019 (primair besluit II) heeft de Belastingdienst/Toeslagen medegedeeld dat het voorschot zorgtoeslag over 2019 wordt herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluiten van 4 juni 2020 (bestreden besluiten) heeft Belastingdienst/Toeslagen de bezwaren van verzoekster tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten.
Bij besluiten van 19 augustus 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de bestreden besluiten herzien en zijn de bezwaren van verzoekster alsnog gegrond verklaard.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten. Belastingdienst/Toeslagen heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 19 augustus 2021 dat de Belastingdienst/Toeslagen aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Vast staat dat rechtsbijstand in de twee beroepen van verzoekster tegen de definitieve berekeningen van de zorgtoeslag is verleend door dezelfde persoon. Deze verrichte werkzaamheden waren voor elk van de zaken nagenoeg identiek. De beroepschriften in de twee zaken zijn ook identiek. De rechtbank merkt de zaken voor de vaststelling van de proceskostenvergoeding daarom aan als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Bpb.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 96,- (2x € 48,-) aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 21 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.