In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, dat zijn verzoek om vergoeding van de kosten van een chauffeursopleiding heeft afgewezen. Het bestreden besluit dateert van 21 juli 2020. Eiser, die sinds 12 januari 2017 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft meerdere keren niet gereageerd op uitnodigingen van verweerder voor gesprekken en andere re-integratieactiviteiten. Eiser heeft in 2018 een opleiding tot chauffeur gestart via een uitzendbureau, maar verweerder heeft hem laten weten dat er geen vergoeding voor deze opleiding zou worden verstrekt. Eiser heeft vervolgens een verzoek tot vergoeding ingediend, dat door verweerder is afgewezen op basis van het feit dat hij op de hoogte was van de voorwaarden voor vergoeding en dat hij zelf de opleiding had stopgezet. Tijdens de zitting heeft eiser aangevoerd dat hij recht heeft op een vergoeding op grond van artikel 10 van de Re-integratieverordening, maar de rechtbank oordeelt dat deze regeling alleen van toepassing is op scholing die door verweerder wordt aangeboden. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden het verzoek van eiser heeft afgewezen, omdat de opleiding niet door verweerder is aangeboden en eiser niet heeft aangetoond dat hij de nodige inspanningen heeft verricht om in aanmerking te komen voor een vergoeding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.