4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aan verdachte is een zedendelict ten laste gelegd, welke zaken zich geregeld kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de ontuchtige handelingen. In deze zaak ligt dat iets genuanceerder.
Het bewijs dat het tenlastegelegde door verdachte is begaan kan niet alleen worden aangenomen op grond van wat [slachtoffer 1] heeft verklaard. Allereerst dienen zijn verklaringen behoedzaam op betrouwbaarheid te worden gewogen. Voorts dienen de door hem vermelde feiten en omstandigheden voldoende steun te vinden in ander bewijsmateriaal, dat in een niet te ver verwijderd verband staat met zijn verklaring en dat bovendien uit een andere bron stamt.
In deze zaak acht de rechtbank delen van de verklaringen van [slachtoffer 1] die op de tenlastelegging zien betrouwbaar, waarbij zij acht heeft geslagen op het betrouwbaarheidsonderzoek ter zake. [slachtoffer 1] heeft verder bij verschillende personen (spontaan) uitlatingen gedaan over bepaalde door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waarbij de rechtbank wijst op de getuigenverklaringen van [getuige 4] , [getuige 6] en [getuige 3] . Bovendien heeft niet alleen [slachtoffer 1] maar ook zijn zusje [slachtoffer 2] verklaard over ontuchtige handelingen van verdachte bij [slachtoffer 1] . Ook bij haar verklaring heeft de rechtbank acht geslagen op het deskundigenrapport over de betrouwbaarheid. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] versterken elkaar over en weer.
Tot slot heeft getuige [getuige 1] verklaard over door haar op het strandje bij het Henschotermeer waargenomen ontuchtige handelingen van verdachte bij [slachtoffer 1] , welke verklaring als steunbewijs voor de aangifte dient.
In de volgende alinea’s worden verschillende aspecten van de bewijsconstructie nader belicht.
Betrouwbaarheid
Zoals hiervoor is overwogen dienen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] behoedzaam op betrouwbaarheid te worden gewogen. De rechtbank heeft hier uitgebreid bij stilgestaan, mede omdat op grond van het dossier als vaststaand kan worden aangenomen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een belaste voorgeschiedenis hebben gehad, waarbij er zodanig ernstige zorgen waren over hun ontwikkeling dat zij onder meer uit huis zijn geplaatst. In dat verband wordt onder meer gesproken over chronische traumatisering.
De rechtbank heeft daarom uitdrukkelijk acht geslagen op het onderzoek dat door [naam] is verricht naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zijn conclusie luidt dat er indicatoren zijn dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] spontaan over bepaalde voorvallen hebben gesproken. De spontaniteit hiervan pleit voor de betrouwbaarheid van de verklaringen over die vermeende voorvallen. Daarentegen zijn er ook elementen in het dossier die een scenario ondersteunen dat bepaalde (delen van) verklaringen onbetrouwbaar zijn. Zo zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] soms met suggestieve vragen onderhouden. Ook merkt [naam] op dat de studioverhoren niet overeenkomen met de geldende standaarden van interviews met kinderen.
[naam] wijst erop dat onderzoek laat zien dat uitlatingen van kinderen accurater zijn wanneer ze door middel van open vragen worden geïnterviewd en wanneer ze spontaan over een gebeurtenis praten. [naam] haalt vervolgens een aantal uitspraken van [slachtoffer 1] aan, waarvan gezegd kan worden dat de spontaniteit van die uitspraken pleit voor de betrouwbaarheid ervan. Zo wijst [naam] op de verklaring van [slachtoffer 1] tegenover zijn nieuwe pleegmoeder dat er pudding uit de piemel van papa kwam. Ook merkt [naam] op dat het opvalt dat [slachtoffer 1] in het eerste studioverhoor met meerdere details komt wanneer hij op een open manier wordt bevraagd over wat er zou zijn gebeurd. Zo vertelt hij dat en hoe hij aan het geslachtsdeel van verdachte zat.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] valt op dat zij spontaan vertelt dat zij heeft gezien dat verdachte aan [slachtoffer 1] ’s geslachtsdeel heeft gezeten en dat [slachtoffer 1] en verdachte’s geslachtsdelen elkaar aanraakten.
Gelet op het rapport van [naam] acht de rechtbank enkel de feiten en omstandigheden betrouwbaar waarover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] spontaan (tegenover getuigen) of na het stellen van open vragen hebben verklaard. Dat wil zeggen dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij aan de penis van verdachte zat en de verklaring van [slachtoffer 2] dat verdachte de penis van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt, redengevend voor het bewijs acht.
Getuige [getuige 1]
Naast de verklaringen en uitlatingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tijdens of rondom de studioverhoren dan wel tegen of in bijzijn van getuigen [getuige 3] en [getuige 4] , bevat het dossier nog een belastende verklaring jegens verdachte.
De rechtbank constateert dat getuige [getuige 1] op 23 april 2019 een melding heeft gedaan van onzedelijk gedrag. Verbalisant [verbalisant 1] is op de melding afgegaan en heeft met getuige [getuige 1] gesproken. [getuige 1] zegt gezien te hebben dat een man op het strand van een recreatieplas in Woudenberg constant in de weer was met een bloot jongetje van ongeveer acht jaar oud. Het meisje dat erbij was en wel gekleed was in zwemkleding kreeg geen aandacht van de man. De man zat constant aan het jongetje, waarbij hij met zijn handen het hele lichaam van het jongetje, inclusief zijn geslachtsdelen, masseerde. Volgens [getuige 1] kreeg de man daarbij een zichtbare erectie.
Getuige [getuige 1] heeft onder andere een foto gemaakt van wat zij zag. Die foto is door verbalisant [verbalisant 2] bekeken en zij beschrijft dat te zien is dat een man en een jongen bij elkaar op een handdoek liggen. De jongen is naakt. De jongen ligt in de foetushouding en ligt met zijn rug en hoofd tegen de voorkant van de man. De man heeft zijn rechterhand op de bilspleet van de jongen. De handpalm ligt ter hoogte van de anus van de jongen. De vingers van de man zijn ter hoogte van de testikels van de jongen. De testikels zijn niet zichtbaar.
Getuige [getuige 1] stuurt op het moment dat zij de handelingen van de man ziet een whatsappbericht naar haar zus en zij beschrijft dat zij ziet dat de man het zakje en piemeltje van de jongen masseert.
De rechtbank stelt vast dat op grond van het dossier wordt aangenomen dat verdachte de man op het strandje is en [slachtoffer 1] het jongetje. Dit is ter zitting ook niet betwist.
De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van de waarnemingen van getuige [getuige 1] . De rechtbank passeert dit verweer. Dat [slachtoffer 1] niet heeft verklaard over de handelingen van verdachte op dat strandje of een openbare plek, maakt niet dat daarmee de waarneming van getuige [getuige 1] onbetrouwbaar is. Het door de getuige verklaarde ‘masseren’ van de geslachtsdelen wordt door verdachte ontkend; volgens hem ging het om het éénmaal aanbrengen van zonnebrandcrème, kort nadat zij op het strandje waren aangekomen. Specifiek hiernaar gevraagd bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 1] dat zij zich niet kan herinneren dat er op dat moment zonnebrandcrème is gebruikt. Bovendien heeft [getuige 1] direct aan de politie verklaard dat de man ‘de hele tijd’ dat zij op het strandje was aan de jongen zat, waarbij zij aangeeft dat zij daar vanaf ongeveer 13.30 tot 16.00 uur heeft gezeten en pas na verloop van tijd een foto en filmpje heeft gemaakt. Getuige [getuige 1] was kennelijk zo ontdaan over wat zij zag dat zij de behoefte voelde om haar zus hierover te appen, het woord “masseert” te gebruiken en er melding van te maken bij de lokale autoriteiten. De verklaring van verdachte is daarmee niet te rijmen.
De rechtbank acht hierbij ook van belang wat is waar te nemen op de foto die [getuige 1] toen heeft gemaakt. Hierop is immers te zien dat verdachte en [slachtoffer 1] lepeltje-lepeltje liggen en dat de handpalm van verdachte ter hoogte van de anus van [slachtoffer 1] ligt en dat zijn vingers zich ter hoogte van de testikels van [slachtoffer 1] bevinden. Dat dit een momentopname van een stoeipartij zou zijn waarbij verdachte [slachtoffer 1] op een ongelukkige plek zou hebben gepakt, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het is ten eerste een zeer scherpe foto wat een indicatie oplevert dat het geen momentopname van een beweging is geweest, maar dat die houding langer heeft geduurd. Daarnaast acht de rechtbank het, juist gelet op het feit dat [slachtoffer 1] op het moment van de gestelde stoeipartij bloot was, niet aannemelijk dat de hand van verdachte bij toeval precies op die plek terecht is gekomen. Het zou dan juist in de rede liggen het gebied met de geslachtsdelen te vermijden. Dit geldt temeer nu verdachte zelf op de zitting van 30 april 2021 heeft verklaard dat er wel eens in bed met de kinderen werd gestoeid, ook als [slachtoffer 1] toevallig naakt was. Verdachte verklaarde daarbij: “Wij keken wel uit om niet op bepaalde plekken aan te raken. Wij leerden de kinderen ook dat mijn lichaam van mij is en hun lichaam van hun.” Dit strookt niet met de uitleg van verdachte over de foto op de zitting van 24 september 2021. Gelet hierop is de rechtbank ervan overtuigd dat de aanraking die op de foto te zien is een seksuele strekking heeft en om die reden betrekt de rechtbank deze foto bij haar bewijs.
Conclusie
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor genoemd is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte in de woning te Dongen en op de camping te Woudenberg, in de periode dat de kinderen bij verdachte en zijn partner geplaatst waren als pleegkinderen, zijn penis heeft laten betasten door [slachtoffer 1] en zelf de penis en billen van [slachtoffer 1] heeft betast en erover heeft gewreven.
De genoemde handelingen van een pleegvader met zijn minderjarige pleegkind, het meermaals en gedurende een langere periode (laten) betasten van elkaars penis en/of billen, kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als handelingen van seksuele aard die in strijd met de sociaal-ethische norm zijn.