Op 20 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een bezwaar tegen een boete van € 5.278 die gelijktijdig met de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018 was opgelegd. De belanghebbende, wonende te [woonplaats], had bezwaar aangetekend tegen deze boete, die was opgelegd bij beschikking van 19 augustus 2020.
Tijdens de zitting op 7 oktober 2021 in Breda zijn de belanghebbende en zijn gemachtigde, [gemachtigde], verschenen, evenals de inspecteur, [inspecteur]. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen ter zitting een compromis hebben bereikt, waarbij de verzuimboete werd verminderd tot € 150. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de verzuimboete verlaagd. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1.545, en is gelast dat de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 vergoedt.
De uitspraak is gedaan door mr. K.S. Nandram, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 oktober 2021 en partijen zijn per aangetekende post op de hoogte gesteld. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de kosten voor rechtsbijstand en reis- en verblijfkosten zijn meegenomen.