Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
de uitspraak te ondertekenen>
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, waarbij de inspecteur de persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten en giften had geweigerd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De belanghebbende had in zijn aangifte IB/PVV 2017 specifieke zorgkosten en giften aangegeven, maar de inspecteur heeft deze aftrekken volledig afgewezen. Tijdens de zitting op 7 oktober 2021 heeft de belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd om zijn aanspraken op aftrek te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet voldeed aan de bewijslast en dat de inspecteur de aanslag terecht had gehandhaafd.
De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor giftenaftrek besproken en vastgesteld dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.