4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich, al dan niet samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het onveilig vervoeren van drugsafval en het dumpen daarvan.
De feiten
De rechtbank stelt de volgende feiten vast. Op 14 oktober 2018 is omstreeks 00:30 uur een klein model vrachtwagen (Peugeot Boxer kenteken [nummer 2] ; hierna de bakwagen) aangetroffen aan de Sportlaan te Oisterwijk. In deze bakwagen bevonden zich drie containers, zogenaamde IBC-vaten. Twee daarvan stonden in de laadruimte van de bakwagen en een daarvan stond op de laadklep, die zeer waarschijnlijk is bezweken onder het gewicht van de container. De containers waren gevuld met in totaal 2825 liter vloeistof. Deze vloeistoffen bevatten BMK en een lage concentratie apaan, oftewel afval dat past bij de productie van BMK uit apaan, zoals gebruikelijk is bij de vervaardiging van amfetamine of methamfetamine. Dergelijk drugsafval is zeer verontreinigend en heeft negatieve gevolgen voor de grondwaterkwaliteit en luchtkwaliteit.
Op de containers waren geen platen aangebracht met daarop geldende gevaarsetiketten en afvalstroomnummers en er kon geen keurmerk worden achterhaald voor de containers. Verder waren de kooiconstructies van de containers beschadigd en waren de containers niet conform de geldende vervoerseisen vastgezet in de bakwagen.
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat op onveilige wijze containers met drugsafval zijn vervoerd in een bakwagen en vervolgens op 14 oktober 2018 in de nacht onbeheerd achtergelaten aan de Sportlaan te Oisterwijk. Het vervoeren van drugsafval, zonder daartoe noodzakelijke veiligheidsmaatregelen te nemen, en het dumpen hiervan is een overtreding van de Wet milieubeheer.
Betrokkenheid verdachte bij vervoer en/of dumpen drugsafval
De vraag die dan aan de rechtbank voorligt is of verdachte, al dan niet samen met [medeverdachte] , degene is geweest die de containers met drugsafval in de betrokken bakwagen heeft vervoerd en achtergelaten aan de Sportlaan te Oisterwijk.
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat verdachte op zaterdag 13 oktober 2018 na 17:00 uur het exclusieve bezit van de op de plaats van de dumping aangetroffen bakwagen had en deze ook heeft gebruikt.
Verdachte heeft verklaard die avond, samen van [medeverdachte] , diverse ritten naar camping [camping] te Oisterwijk te hebben gemaakt om een bank af te leveren. Volgens verdachte zou hij omstreeks 22:00 uur met [medeverdachte] in een personenauto naar de [bedrijf 1] in Udenhout zijn gereden, thuis hebben gegeten en een laatste rit hebben gemaakt naar camping [camping] met de bakwagen die op het [naam 6] te Oisterwijk stond. Volgens verdachte heeft hij die avond de bakwagen terug gezet bij zijn werkgever ( [bedrijf 6] ) op het [naam 6] en de sleutels in de kluis op de zaak gelegd.
De politie heeft camerabeelden van [bedrijf 7] , ook gevestigd aan het [naam 6] , uitgelezen. Het beschikbare beeldmateriaal bestrijkt de tijd tussen 21:31 uur tot en met 23:59 uur op 13 oktober 2018. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de tijdsaanduiding die de politie aan de camerabeelden heeft gekoppeld, nu de verschillende tijden zijn geobjectiveerd aan de hand van de camerabeelden van [bedrijf 2] , een bedrijf dat ongeveer 650 meter verwijderd is van het [naam 6] .
Op basis van het proces-verbaal van bevindingen van de waarnemingen die door de politie zijn gedaan stelt de rechtbank vast dat op 13 oktober 2018 eerst om 22:04 uur een klein model vrachtwagen bij het parkeerterrein aan het [naam 6] aankomt, de toegangspoort door een bijrijder wordt geopend en drie minuten later een personenauto het terrein afrijdt. De poort blijft open staan. Door de politie is verder op de camerabeelden waargenomen dat de betreffende kleine vrachtwagen pas omstreeks 23:33 uur het terrein aan het [naam 6] verlaat. Drie minuten daarvoor, om 23:30 uur, rijdt een personenauto het terrein op.
Op de camerabeelden van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres 2] te Oisterwijk, heeft de politie een klein model vrachtwagen waargenomen die kenmerkende overeenkomsten vertoont met de bakwagen op de beelden van [bedrijf 7] , zoals het ontbreken van een grijze kap aan de linkerzijde van de cabine van de vrachtwagen en een defect contourlicht. Uit de waarnemingen van de politie aan de hand van deze camerabeelden volgt dat deze bakwagen om 19:23 uur en om 21:34 uur over de Bedrijfsweg heeft gereden.
Op andere camerabeelden van bedrijven die zich op de route van het [naam 6] naar de Sportlaan bevinden, [bedrijf 3] en [bedrijf 4] , heeft de politie eenzelfde soort voertuig, dat sterk lijkt op de betrokken bakwagen, waargenomen.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het steeds om dezelfde bakwagen gaat die op de verschillende camerabeelden tussen het [naam 6] en de Sportlaan is waargenomen, namelijk de bakwagen die verdachte in zijn bezit had en die later is gevonden aan de Sportlaan.
Daarvan uitgaande valt het de rechtbank op dat verdachte in ieder geval tot twee maal toe, om 19:23 uur en om 21:34 uur, een route heeft gereden die niet logischerwijs naar camping [camping] leidt, de plek waar hij naar eigen zeggen steeds naartoe zou zijn gereden. Verdachte heeft hier geen begrijpelijke verklaring voor gegeven. Dat verdachte niet door het dorp (Oisterwijk) naar de camping wilde rijden om een eventuele confrontatie te vermijden met mensen die iets tegen hem hebben, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Hoewel het afleggen van een onlogische route een verdachte omstandigheid is, zeggen de reisbewegingen die op de camerabeelden zijn geregistreerd (nog) niets over de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij het vervoeren van drugsafval.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat verdachte op een later tijdstip die avond drugsafval heeft vervoerd en gedumpt.
Gelet op de camerabeelden acht de rechtbank het zeer waarschijnlijk dat het verdachte is geweest die, met [medeverdachte] als bijrijder, op 13 oktober 2018 om 22:04 uur met de bakwagen het terrein aan het [naam 6] op is gereden en vrijwel direct daarna met de personenauto is vertrokken. Dit strookt ook met bevindingen van het onderzoek naar een telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) dat destijds zeer waarschijnlijk door verdachte is gebruikt. Dit nummer heeft op 13 oktober 2018 om 22:14 uur zendmasten aangestraald nabij de [bedrijf 1] in Udenhout en, om 22:36 uur en 23:21 uur, nabij het adres van verdachte op bungalowpark [bedrijf 5] te Oisterwijk. Deze informatie correspondeert met de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] .
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte in ieder geval tot 23:21 uur niet op het parkeerterrein aan het [naam 6] is geweest. Zijn aanwezigheid daar vóór die tijd wordt immers niet bevestigd door de camerabeelden.
De rechtbank constateert verder dat de bakwagen tussen 22:04 uur en 23:33 niet van het parkeerterrein aan het [naam 6] is geweest. Er zijn geen camerabeelden waaruit het tegendeel volgt. Wat zich in dit tijdsbestek op het parkeerterrein heeft afgespeeld kan niet worden vastgesteld. Het zou goed mogelijk kunnen zijn dat het drugsafval in die tijd is ingeladen in de bakwagen, maar dat zou ook daarvoor kunnen zijn gebeurd. De enkele vaststelling dat verdachte en [medeverdachte] twee keer eerder op de avond een onlogische route hebben gereden is echter onvoldoende om die conclusie te trekken.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte later op de avond in verband kan worden gebracht met het vervoeren en dumpen van het drugsafval. Daar ziet de rechtbank in het procesdossier wel aanwijzingen voor.
Onderzoek naar de telefoon van verdachte wijst erop dat verdachte zich in de buurt van de plaats van de dumping bevond kort nadat de bakwagen is vertrokken van het [naam 6] en kort voordat de bakwagen is aangetroffen aan de Sportlaan. Verdachte heeft hier geen goede verklaring voor. Dat hij (zoals hij ter zitting verklaarde) voor [medeverdachte] uit zou hebben gereden, omdat die niet bekend was met de route vanuit het bungalowpark [bedrijf 5] in Oisterwijk naar zijn thuisadres in Dinteloord, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Het gaat immers, gelet op de plattegrond van Oisterwijk en omgeving, niet om een lastige route.
Uit de historische gegevens van de telefoon van verdachte volgt ook dat hij meerdere malen naar [naam 3] heeft gebeld ten tijde van de drugsdumping. [naam 3] is (volgens de politie) verdacht van betrokkenheid bij een drugslab.
Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat hij de bakwagen na 22.00 uur nog een keer heeft opgehaald en teruggezet. Zoals hiervoor is overwogen is er geen bewijs dat dit voor 23:30 uur heeft plaatsgevonden.
De rechtbank vindt dit zeer verdachte omstandigheden en ziet daarin sterke aanwijzingen dat verdachte op enigerlei manier betrokken is geweest bij het vervoeren en dumpen van het drugsafval in de bakwagen waarin hij op de avond van 13 oktober 2018 heeft gereden.
Conclusie
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat uit deze aanwijzingen niet volgt dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die om 23:30 uur het [naam 6] op is gereden en daarna de bakwagen heeft gebruikt en achtergelaten op de dumplocatie. Zeker niet indien in acht wordt genomen dat de sleutels van de bakwagen zijn teruggevonden in de kluis van [bedrijf 6] .
Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld op welke manier verdachte betrokken zou zijn geweest bij de illegale dumping, alleen of met anderen, en welke bijdrage hij daaraan zou hebben geleverd. Zo onderhield verdachte contact met [naam 3] , wiens bedrijf op hetzelfde bedrijventerrein aan het [naam 6] was gevestigd. Het is goed mogelijk dat (ook) deze [naam 3] betrokkenheid heeft gehad bij het vervoeren en dumpen van het drugsafval. Verdachte kan ook anderen hierbij behulpzaam zijn geweest, door het verschaffen van gelegenheid (bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van de bakwagen) of anderszins. De rechtbank acht het dan ook zeker niet uitgesloten dat verdachte in een andere strafrechtelijke variant, bijvoorbeeld als medeplichtige, betrokken is geweest bij het vervoeren en/of dumpen van het drugsafval. Gelet op andere mogelijke scenario’s, die door de politie ook niet zijn onderzocht, heeft de rechtbank te veel twijfel of verdachte ook daadwerkelijk degene is geweest die de containers met afvalstoffen heeft vervoerd én daarna onbeheerd heeft achtergelaten aan de Sportlaan te Oisterwijk. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de vrouw van verdachte niet is gehoord over zijn ‘alibi’ ten tijde van de drugsdumping.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte zelfstandig dan wel samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoer en de dumping van het drugsafval.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook van die feiten vrijspreken.