Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 19 oktober 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,
het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
Verzoek
Toetsingskader
Wettelijk kader
Oordeel van de voorzieningenrechter
nieuweverplichtingen of schulden volgt de voorzieningenrechter gelet op het vorenstaande niet. Deze door Orionis genoemde gronden voor beëindiging van verzoekers schuldhulpverlening kunnen daarom daarvoor geen grondslag bieden. De voorzieningenrechter heeft dan ook de verwachting dat dat besluit in bezwaar op die gronden geen stand zal houden en ziet daarin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Zij betrekt daarbij dat niet is gebleken dat [naam schuldhulpverlener] het traject, meer specifiek de inventarisatie en stabilisatie, niet zou kunnen voortzetten in afwachting van de lopende procedures. Orionis heeft ook daarover geen navraag gedaan bij [naam schuldhulpverlener]. In ieder geval is dat de voorzieningenrechter niet gebleken. Daarbij heeft verzoeker een groot belang bij voortzetting van de schuldhulpverlening namelijk schuldenvrij worden. De voorzieningenrechter is op dit moment van oordeel dat dat belang zwaarder dient te wegen dan het belang van Orionis bij beëindiging. De voorzieningenrechter ziet daarom reden voor het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende schorsing van de beëindiging van de schuldhulpverlening. Dit betekent dat dat traject dient te worden voortgezet.
Conclusie
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt Orionis op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt Orionis in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.