ECLI:NL:RBZWB:2021:5276

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3898 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot beëindiging van schuldhulpverlening op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Op 19 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B.J.P. Toonen, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. Dit besluit, genomen op 4 augustus 2021, beëindigde de schuldhulpverlening aan verzoeker op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat hij in een problematische schuldensituatie verkeert en hij meent dat de beëindiging van de schuldhulpverlening hem verder in de problemen zal brengen.

Tijdens de zitting op 5 oktober 2021 heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat er lopende civiele en bestuursrechtelijke procedures zijn die zijn schuldenpositie beïnvloeden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de beëindiging van de schuldhulpverlening door Orionis niet gerechtvaardigd was, omdat verzoeker al jaren met zware schulden kampt en er geen bewijs was dat hij nieuwe financiële verplichtingen was aangegaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Orionis onvoldoende informatie had ingewonnen bij de schuldhulpverlener over de lopende procedures en dat de beëindiging van de schuldhulpverlening niet in het belang van verzoeker was.

De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van Orionis geschorst. Dit betekent dat de schuldhulpverlening aan verzoeker moet worden voortgezet. Orionis is ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3898 WGS VV

uitspraak van 19 oktober 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen,
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 augustus 2021 (bestreden besluit) van Orionis inzake de beëindiging van de schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) met ingang van 4 augustus 2021. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 5 oktober 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Orionis heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W. Francke.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Op 23 december 2020 heeft verzoeker bij Orionis een aanvraag ingediend om toegelaten te worden tot de schuldhulpverlening.
Bij besluit van 25 februari 2021 heeft Orionis verzoeker toegelaten tot de schuldhulpverlening. Orionis heeft de schuldhulpverlening uitbesteed. Deze wordt uitgevoerd door [naam schuldhulpverlener].
[naam schuldhulpverlener] heeft op 28 juli 2021 aan Orionis een e-mailbericht verzonden. Daarin wordt melding gemaakt van een vordering, waarvoor verzoeker 1 november 2021 voor de rechter in Duitsland moet verschijnen.
Met het bestreden besluit heeft Orionis vervolgens de schuldhulpverlening met ingang van
4 augustus 2021 beëindigd, omdat verzoekers schuldenpositie momenteel niet stabiel is in verband met lopende procedures. Nadat verzoeker die procedures heeft doorlopen en zijn schuldenlast bekend is, kan hij opnieuw schuldhulpverlening aanvragen.
2.
Verzoek
Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat er sprake is van een zeer problematische schuldensituatie, waar hij niet anders uit kan komen dan door een minnelijk/ buitengerechtelijk schuldsaneringstraject dan wel een wettelijk schuldsaneringstraject. Met het schuldhulptraject was bij [naam schuldhulpverlener] een aanvang gemaakt. Dit traject is nu stopgezet. Verzoeker heeft er belang bij dat er zo snel mogelijk een definitieve oplossing voor zijn schulden komt, gelet op de omvang van de schulden, zijn leeftijd en de negatieve gevolgen van een langdurige stopzetting van het schuldentraject.
Volgens verzoeker lopen er twee civiele procedures en één bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker betwist niet dat door de civiele procedure tegen de grootste schuldeiser de omvang van de totale schuld niet objectief kan worden vastgesteld en betwist dan ook niet dat [naam schuldhulpverlener] op dit moment geen redelijk buitengerechtelijk voorstel tegen finale kwijting kan doen, gelet op haar onafhankelijke positie. Dat neemt volgens verzoeker niet weg dat inventarisatie en verificatie van de overige schulden momenteel wel kan plaatsvinden. Voor zover bekend is dat proces nog niet afgerond. De lopende procedures beletten niet dat deze werkzaamheden kunnen worden verricht. Dat blijkt wel uit het gegeven dat één civiele procedure al enige tijd liep en [naam schuldhulpverlener] hiervan op de hoogte was maar dat hen niet heeft belet aan te vangen met het schuldhulptraject.
Verzoeker stelt dat dient te worden meegewogen dat het schuldhulptraject in het verleden aanzienlijke vertraging heeft opgelopen door zijn verhuizing van [voormalige woonplaats verzoeker] naar [woonplaats verzoeker], waardoor het traject grotendeels weer opnieuw is aangevangen, terwijl dat slechts is overgenomen door een andere locatie van [naam schuldhulpverlener]. Deze vertraging heeft verzoeker enorm gefrustreerd, omdat hij zo snel mogelijk zijn schuldensituatie duurzaam wil oplossen door een buitengerechtelijk akkoord met de schuldeisers of een wettelijke schuldsaneringsregeling.
Door nu het schuldhulptraject te beëindigen wordt verzoeker weer teruggeworpen in zijn wens om tot een duurzame oplossing van zijn schulden te komen. Dit is niet nodig omdat er volgens verzoeker mogelijkheden zijn om het traject deels voort te zetten door, naast de lopende procedures, de inventarisatie en verificatie van de overige schulden af te ronden. Op het moment dat er duidelijkheid is over de schulden waarover nu wordt geprocedeerd, kan dan spoedig een buitengerechtelijk voorstel tegen finale kwijting aan de schuldeisers worden gedaan.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3.
Toetsingskader
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Oordeel van de voorzieningenrechter
Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter voor of de verwachting bestaat dat het besluit van Orionis, waarbij de schuldhulpverlening aan verzoeker is beëindigd, in bezwaar standhoudt. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord kan er aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Voordat aan die vraag inhoudelijk kan worden toegekomen dient te worden beoordeeld of verzoeker een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Spoedeisend belang
Orionis betwist dat verzoeker een spoedeisend belang heeft. Hij stelt dat verzoeker zich, nadat de procedures zijn afgerond, opnieuw kan melden voor schuldhulp.
Volgens verzoeker heeft hij wel een spoedeisend belang. Hij wil zo snel mogelijk zijn schulden duurzaam oplossen. Als de schuldhulpverlening wordt gestopt gaat dat alleen maar langer duren. Daarbij bestaat de vrees dat het traject door [naam schuldhulpverlener] weer helemaal opnieuw opgestart gaat worden als verzoeker zich na afronding van de procedures weer bij Orionis meldt. Dit is ook (grotendeels) gebeurd toen hij van [voormalige woonplaats verzoeker] naar [woonplaats verzoeker] verhuisde en de schuldhulpverlening werd overgenomen door een andere vestiging van [naam schuldhulpverlener]. Ter zitting heeft verzoeker daaraan toegevoegd dat als er geen schuldhulpverlening meer is door [naam schuldhulpverlener] de schuldeisers zich weer tot hem zullen wenden met alle zorgen van dien. Het risico bestaat dat er nieuwe procedures zullen ontstaan.
De voorzieningenrechter ziet het belang van verzoeker bij het oplossen van zijn schulden Verder ziet zij ook dat verzoeker al jaren gebukt gaat onder zware schulden. Hoewel bij de vraag of dit een voldoende spoedeisend belang vormt, vraagtekens kunnen worden gezet, geeft de voorzieningenrechter verzoeker het voordeel van de twijfel en zal zij de zaak inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijk
Orionis heeft de schuldhulpverlening beëindigd, omdat verzoekers schuldenpositie niet stabiel is in verband met lopende procedures.
Aanleiding voor beëindiging van de schuldhulpverlening is het e-mailbericht van [naam schuldhulpverlener] van 28 juli 2021 waarin is vermeld:
‘Betrokkene heeft kenbaar gemaakt dat hij 1 november 2021 voor de rechter moet verschijnen in Duitsland. Een partij wenst nog een vordering op hem te verhalen. Zolang er procedures lopen kunnen wij de stabilisatiefase niet afronden. Daarnaast verloopt het traject duurzame financiële dienstverlening binnenkort af. Gelet hierop kunnen wij geen verantwoording meer afleggen aan de schuldeisers en komt onze onafhankelijke positie in het geding. Betrokkene heeft inmiddels een advocaat in de arm genomen voor de twee andere procedures. Wij hebben hen geadviseerd de procedures te doorlopen en nadat de schuldenlast in kaart is gebracht, wederom contact op te nemen met de gemeente voor schuldhulpverlening.’
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het Orionis niet kan worden ontzegd om de uitvoering van de schuldhulpverlening uit te besteden aan een andere partij. Orionis blijft daarvoor echter verantwoordelijk. Hij zal dan ook bij het nemen van besluiten in het kader van de schuldhulpverlening zelf de nodige informatie dienen te vergaren en belangen dienen af te wegen dan wel zich ervan moeten vergewissen dat [naam schuldhulpverlener] dat op een zorgvuldige wijze heeft gedaan.
Ter zitting heeft Orionis gesteld dat er sprake is van schending van de inlichtingenplicht en dat het besluit tot beëindiging van verzoekers schuldhulpverlening is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, aanhef en onder f van de Beleidsregels Schuldhulpverlening Walcheren (de Beleidsregels). In dat artikel(sub)lid is bepaald dat een verzoeker verplicht is om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is en bestaat uit het niet aangaan van nieuwe financiële verplichtingen en of schulden.
Verzoeker heeft over de lopende procedures toegelicht dat de vordering waarvoor hij
1 november 2021 voor de rechter in Duitsland moet verschijnen een vordering was van
€ 2.700,- van [naam schuldeiser 1]. Dit bedrag an sich is echter al voldaan. Het gaat nu alleen nog om de extra kosten in verband met deze vordering, zoals advocaatskosten. Daarnaast was er nog een vordering van [naam schuldeiser 2] van € 2.162.739,80. Een groot deel van die vordering is al afbetaald door verkoop van een object. Een bedrag van € 500.000,- staat nog open en verzoeker is voor betaling van een deel daarvan, namelijk € 50.000,-, gedagvaard in Nederland bij deze rechtbank. Die procedure bevindt zich in het stadium van het nemen van een conclusie van antwoord.
De voorzieningenrechter stelt vast dat deze vorderingen zijn opgenomen in de crediteurenlijst van 13 oktober 2020 die [naam schuldhulpverlener], vestiging [voormalige woonplaats verzoeker], heeft opgesteld. De voorzieningenrechter beschouwt deze vorderingen dan ook niet als nieuw. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had Orionis op de hoogte kunnen en moeten zijn van deze vorderingen en de stand van zaken van deze vorderingen. Het had immers op de weg van Orionis gelegen om bij [naam schuldhulpverlener] navraag te doen over de lopende procedures, vermeld in hun e-mailbericht, en met welke vorderingen die procedures verband houden. Orionis mocht zich bij het nemen van het voor verzoeker belastende besluit dus niet alleen baseren op het e-mailbericht van [naam schuldhulpverlener]. De voorzieningenrechter acht dat bericht daarvoor te summier. Niet is gebleken dat Orionis bij [naam schuldhulpverlener] hierover nadere informatie heeft ingewonnen.
Dat er sprake zou zijn van schending van de inlichtingenplicht en van het aangaan van
nieuweverplichtingen of schulden volgt de voorzieningenrechter gelet op het vorenstaande niet. Deze door Orionis genoemde gronden voor beëindiging van verzoekers schuldhulpverlening kunnen daarom daarvoor geen grondslag bieden. De voorzieningenrechter heeft dan ook de verwachting dat dat besluit in bezwaar op die gronden geen stand zal houden en ziet daarin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Zij betrekt daarbij dat niet is gebleken dat [naam schuldhulpverlener] het traject, meer specifiek de inventarisatie en stabilisatie, niet zou kunnen voortzetten in afwachting van de lopende procedures. Orionis heeft ook daarover geen navraag gedaan bij [naam schuldhulpverlener]. In ieder geval is dat de voorzieningenrechter niet gebleken. Daarbij heeft verzoeker een groot belang bij voortzetting van de schuldhulpverlening namelijk schuldenvrij worden. De voorzieningenrechter is op dit moment van oordeel dat dat belang zwaarder dient te wegen dan het belang van Orionis bij beëindiging. De voorzieningenrechter ziet daarom reden voor het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende schorsing van de beëindiging van de schuldhulpverlening. Dit betekent dat dat traject dient te worden voortgezet.
6.
Conclusie
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit. Deze voorziening vervalt 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient Orionis aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt Orionis in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt Orionis op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt Orionis in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 19 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: Wettelijk kader

WET GEMEENTELIJKE SCHULDHULPVERLENING
Op grond van de Wgs is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente.
BELEIDSREGELS SCHULDHULPVERLENING WALCHEREN
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
5. Integrale schuldhulpverlening: het actief ondersteunen van een inwoner bij het vinden van een oplossing voor financiële problemen, de oorzaken ervan en de omstandigheden die een oplossing in de weg staan, het voorkomen dat problematische schulden ontstaan alsmede de nazorg;
6. Problematische schuldensituatie: een situatie waarbij de financiële problemen en schulden zodanig van omvang zijn dan wel toenemen waardoor een verzoeker niet langer in staat is zelfstandig zijn financiële verplichtingen na te komen;
7. Ondersteuningsplan: integraal plan gericht op de oorzaak van de financiële problemen en de aanpak van een problematische schuldensituatie en het bevorderen van financiële zelfredzaamheid (…).
Artikel 3
1. Het dagelijks bestuur verleent op aanvraag schuldhulpverlening als dit noodzakelijk wordt geacht;
2. De vorm waarin schuldhulpverlening wordt aangeboden is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per situatie verschillen. Maatwerk is het uitgangspunt.
Artikel 5
2. Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en de duur van het ondersteunings- en financieel plan.
De medewerking bestaat in ieder geval, maar niet uitsluitend, uit:
f. het niet aangaan van nieuwe financiële verplichtingen en of schulden.