ECLI:NL:RBZWB:2021:5260

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
02-167772-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vervoer en dumping van drugsafval

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van het vervoeren en dumpen van drugsafval. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij het vervoer en de dumping van het drugsafval. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 oktober 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het samen met een ander vervoeren van drugsafval en het achterlaten daarvan, wat mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu met zich meebracht.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte kritisch beoordeeld, evenals de camerabeelden en andere bewijsmaterialen. Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat de verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de feiten, kan niet met redelijke zekerheid worden vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de feiten heeft begaan en spreekt hem vrij. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/167772-20
vonnis van de meervoudige economische kamer van 21 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 2] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 oktober 2021, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
feit 1:samen met een ander drugsafval heeft vervoerd, met mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu;
feit 2:samen met een ander drugsafval heeft achtergelaten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 1 en 2 gevorderd en baseert zich daarbij op de verklaring van getuige [getuige] – de beveiliger die een bakwagen met afvalstoffen heeft aangetroffen aan de Sportlaan te Oisterwijk –, de camerabeelden aan en nabij het [park] – van waaruit die bakwagen naar de Sportlaan zou zijn gereden – en de bevindingen uit het onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] , die op 13 oktober 2018 tussen 17.00 uur en 23.30 uur over de bakwagen beschikte en met wie verdachte die avond is opgetrokken. Uit de camerabeelden blijkt dat drie minuten nadat om 23.30 uur een personenauto het [park] oprijdt de bakwagen vertrekt. Kort daarop wordt deze bakwagen aangetroffen aan de Sportlaan, de plaats van de dumping. Verder is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte] om 23:49 uur, 00:05 uur en 00:06 uur een zendmast heeft aangestraald aan de Sportlaan. Gelet hierop kan het niet anders dan dat [medeverdachte] , en daarmee ook [verdachte] , degenen zijn geweest die in de bakwagen hebben gereden en deze hebben achtergelaten op de dumplocatie. Reeds gelet hierop zijn de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] dat zij niet betrokken zijn bij het vervoeren en dumpen van drugsafval kennelijk leugenachtig. De officier van justitie acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] drugsafval heeft vervoerd en achtergelaten. Verdachte heeft daarin een ondergeschikte rol gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak van verdachte van de tenlastegelegde feiten bepleit. Niet ter discussie staat dat de bakwagen die op 13 oktober 2018 aan de Sportlaan te Oisterwijk is aangetroffen drugsafval bevatte, dat dit materiaal op onveilige wijze in de bakwagen is vervoerd en vervolgens achtergelaten en dat dit een overtreding van de Wet Milieubeheer oplevert. Verdachte heeft die bewuste avond enkel in de bakwagen meegereden om een bankstel af te leveren. Er zijn verder geen aanknopingspunten in het dossier die hem aan het vervoeren van drugsafval naar en dumpen daarvan aan de Sportlaan linken: er is geen DNA-bewijs en er zijn geen getuigen, camerabeelden of zendmastgegevens die verdachte op of nabij de dumplocatie plaatsen. Verdachte kan bovendien niet als twee-eenheid met medeverdachte [medeverdachte] worden gezien.
Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten komt, is door de verdediging subsidiair ten aanzien van feit 2 bepleit dat het achterlaten van de containers in de bakwagen in dit geval niet kan worden gekwalificeerd als het in of op de bodem brengen van afvalstoffen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het samen met een ander onveilig vervoeren van drugsafval en het dumpen daarvan.
De feiten
De rechtbank stelt de volgende feiten vast. Op 14 oktober 2018 is omstreeks 00:30 uur een klein model vrachtwagen (Peugeot Boxer kenteken [kenteken] ; hierna de bakwagen) aangetroffen aan de Sportlaan te Oisterwijk. In deze bakwagen bevonden zich drie containers, zogenaamde IBC-vaten. Twee daarvan stonden in de laadruimte van de bakwagen en een daarvan stond op de laadklep die zeer waarschijnlijk is bezweken onder het gewicht van de container. De containers waren gevuld met in totaal 2825 liter vloeistof. De vloeistoffen bevatten BMK en een lage concentratie apaan, oftewel afval dat past bij de productie van BMK uit apaan zoals gebruikelijk is bij de vervaardiging van amfetamine of methamfetamine. Dergelijk drugsafval is zeer verontreinigend en heeft negatieve gevolgen voor de grondwaterkwaliteit en luchtkwaliteit.
Op de containers waren geen platen aangebracht met daarop geldende gevaarsetiketten en afvalstroomnummers en er kon geen keurmerk worden achterhaald voor de containers. Verder waren de kooiconstructies van de containers beschadigd en waren de containers niet conform de geldende vervoerseisen vastgezet in de bakwagen.
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat op onveilige wijze containers met drugsafval zijn vervoerd in een bakwagen en vervolgens op 14 oktober 2018 onbeheerd achtergelaten aan de Sportlaan te Oisterwijk. Het vervoeren van drugsafval, zonder daartoe noodzakelijke veiligheidsmaatregelen te nemen, en het dumpen hiervan is een overtreding van de Wet milieubeheer.
Betrokkenheid verdachte bij vervoer en/of dumpen drugsafval
De vraag die dan aan de rechtbank voorligt is of verdachte, samen met [medeverdachte] , de containers met drugsafval in de betrokken bakwagen heeft vervoerd en achtergelaten aan de Sportlaan te Oisterwijk.
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat [medeverdachte] op zaterdag 13 oktober 2018 na 17.00 uur het exclusieve bezit van de op de plaats van de dumping aangetroffen bakwagen had. Zowel verdachte als [medeverdachte] hebben bij de politie verklaard die avond diverse ritten naar camping [camping] te Oisterwijk te hebben gemaakt om een bank af te leveren. Volgens verdachte zou hij omstreeks 22.15 uur met [medeverdachte] in diens auto naar de [bedrijf 1] te Udenhout zijn gereden en bij [medeverdachte] thuis hebben gegeten. Verdachte verklaart bij de politie daarna naar huis te zijn gereden waar hij rond 01:00 à 01:15 uur is aangekomen. [medeverdachte] heeft verklaard eerst nog een laatste rit met verdachte te hebben gemaakt naar camping [camping] met de bakwagen die op het [park] stond. [medeverdachte] heeft verder verklaard de bakwagen daarna te hebben terug gezet aan het [park] en de sleutels in de kluis op de zaak (Re-Use) te hebben gelegd.
De politie heeft camerabeelden van [naam] , ook gevestigd aan het [park] , uitgelezen. Het beschikbare beeldmateriaal bestrijkt de tijd tussen 21:31 uur tot en met 23:59 uur op 13 oktober 2018. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de tijdsaanduiding die de politie aan de camerabeelden heeft gekoppeld, nu de verschillende tijden zijn geobjectiveerd aan de hand van de camerabeelden van [bedrijf 2] , een bedrijf dat ongeveer 650 meter verwijderd is van het [park] .
Op basis van het proces-verbaal van bevindingen van de waarnemingen die door de politie zijn gedaan stelt de rechtbank vast dat op 13 oktober 2018 eerst om 22:04 uur een klein model vrachtwagen bij het parkeerterrein aan het [park] aankomt, de toegangspoort door een bijrijder wordt geopend en drie minuten later een personenauto het terrein afrijdt. De poort blijft open staan. Door de politie is verder op de camerabeelden waargenomen dat de betreffende kleine vrachtwagen pas omstreeks 23:33 uur het terrein aan het [park] verlaat. Drie minuten daarvoor, om 23:30 uur, rijdt een personenauto het terrein op.
Op de camerabeelden van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres 2] te Oisterwijk, heeft de politie een klein model vrachtwagen waargenomen die kenmerkende overeenkomsten vertoont met de bakwagen op de beelden van [naam] , zoals het ontbreken van een grijze kap aan de linkerzijde van de cabine van de vrachtwagen en een defect contourlicht. Uit de waarnemingen van de politie aan de hand van deze camerabeelden volgt dat deze bakwagen om 19:23 uur en om 21:34 uur over de Bedrijfsweg heeft gereden.
Op andere camerabeelden van bedrijven die zich op de route van het [park] naar de Sportlaan bevinden, [bedrijf 3] en [bedrijf 4] , heeft de politie eenzelfde soort voertuig, dat sterk lijkt op de betrokken bakwagen, waargenomen.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het steeds om dezelfde bakwagen gaat die op de verschillende camerabeelden tussen het [park] en de Sportlaan is waargenomen, namelijk de bakwagen die [medeverdachte] in zijn bezit had, waarin verdachte en [medeverdachte] diverse ritten hebben gemaakt en die later is gevonden aan de Sportlaan.
Daarvan uitgaande valt het de rechtbank ten eerste op dat verdachte en [medeverdachte] in ieder geval tot twee maal toe, om 19:23 uur en om 21:34 uur, een route hebben gereden die niet logischerwijs naar camping [camping] leidt, de plek waar zij naar eigen zeggen steeds naartoe zouden zijn gereden. Hoewel het afleggen van een onlogische route een verdachte omstandigheid is, zeggen de reisbewegingen die op de camerabeelden zijn geregistreerd echter (nog) niets over de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij het vervoeren van drugsafval.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] op een later tijdstip die avond drugsafval hebben vervoerd en gedumpt.
Gelet op de camerabeelden acht de rechtbank het zeer waarschijnlijk dat het verdachte met [medeverdachte] is geweest die op 13 oktober 2018 om 22:04 uur met de bakwagen het terrein aan het [park] op is gereden en vrijwel direct daarna met [medeverdachte] met de personenauto is vertrokken. Dit strookt ook met bevindingen van het onderzoek naar een telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) dat zeer waarschijnlijk door [medeverdachte] is gebruikt. Dit nummer heeft op 13 oktober 2018 om 22:14 uur zendmasten aangestraald nabij de [bedrijf 1] in Udenhout en, om 22:36 uur en 23:21 uur, nabij het adres van [medeverdachte] op [bedrijf 5] te Oisterwijk. Deze informatie correspondeert met de verklaringen van zowel verdachte als [medeverdachte] .
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte, die steeds in de aanwezigheid van [medeverdachte] zou zijn geweest, in ieder geval tot 23:21 uur niet op het parkeerterrein aan het [park] is geweest.
De rechtbank constateert verder dat de bakwagen tussen 22:04 uur en 23:33 niet van het parkeerterrein aan het [park] is geweest. Er zijn geen camerabeelden waaruit het tegendeel volgt. Wat zich in dit tijdsbestek op het parkeerterrein heeft afgespeeld kan niet worden vastgesteld. Het zou goed mogelijk kunnen zijn dat het drugsafval in die tijd is ingeladen in de bakwagen, maar dat zou ook daarvoor kunnen zijn gebeurd. De enkele vaststelling dat verdachte en [medeverdachte] twee keer eerder op de avond een onlogische route hebben gereden is echter onvoldoende om die conclusie te trekken.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte later op de avond, na 23:21 uur, in verband kan worden gebracht met het vervoeren en lozen van het drugsafval.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat daarvoor geen concrete aanwijzingen zijn af te leiden uit het procesdossier. Weliswaar verklaart verdachte wisselend over of hij die avond na de [bedrijf 1] nog een laatste rit met [medeverdachte] in de bakwagen heeft gemaakt, maar hier kan naar het oordeel van de rechtbank geen beslissende waarde aan worden toegekend, nu verdachte evengoed heeft ter zitting heeft verklaard zich veel niet meer te kunnen herinneren. Bovendien vindt de aanwezigheid van verdachte op het [park] na 23:21 uur geen ondersteuning in het procesdossier. Uit de camerabeelden volgt niet of er meer dan een persoon uit de personenauto stapt en in de bakwagen wegrijdt. Anders dan ten aanzien van [medeverdachte] , blijkt uit onderzoek naar de telefoon van verdachte ook niet dat hij zich na die tijd in de omgeving bevond van het [park] of de Sportlaan. Dat [medeverdachte] zich daar zeer waarschijnlijk wel bevond kort nadat de bakwagen van het [park] is vertrokken zegt niets over de eventuele aanwezigheid en rol van verdachte op dat moment.
Conclusie
Hoewel de rechtbank niet uitgesloten acht dat verdachte op enigerlei manier betrokken is geweest bij de tenlastegelegde feiten, kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte zich, samen met [medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan het vervoer en de dumping van het drugsafval. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook van die feiten vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert schadevergoeding voor feit 1.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde
partij [benadeelde] niet-ontvankelijkin de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. de Jong, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. M. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 oktober 2021.
Mr. Diepenhorst en mr. Roebroeks zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 13 oktober 2018, te Oisterwijk, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met anderen of ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een)
handeling(en) met afvalstoffen heeft verricht en/of nagelaten waarvan hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had(den) kunnen
weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden
ontstaan, niet aan zijn / hun verplichting heeft / hebben voldaan alle maatregelen
te nemen die redelijkerwijs van hem en/of zijn mededader(s) konden worden
gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken,
immers heeft / hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen drie, althans één
of meerdere IBC-vaten (van in totaal 2825 liter) met afvalstoffen, bevattende BMK
en/of Apaan, in elk geval (restanten van) van afval afkomstig van de
vervaardiging/bereiding van (met)amfetamine, althans met (een) (gevaarlijke)
afvalstof(fen), in een vrachtwagen vervoerd zonder dat voornoemd(e) IBC vat(en)
waren (was) vastgezet en/of zonder dat genoemde IBC-vaten waren goedgekeurd
en/of zonder dat een of meerdere IBC-vat(en) waren voorzien van een goed
afsluitende kraan;
( art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer )
2
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Oisterwijk, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met (een) ander(en), dan wel alleen, al dan niet opzettelijk, zich van
afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een
inrichting te storten, of anderszins op of in de bodem te brengen, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), drie, althans één of meer
IBC-vaten (van in totaal 2825 liter), met afvalstoffen, bevattende BMK en/of Apaan ,
in elk geval met (restanten) van (gevaarlijke) afvalstoffen, althans afval afkomstig
van de vervaardiging van (met)amfetamine, gestort en/of achtergelaten en/of
anderszins op of in de bodem gebracht van en/of nabij de Sportlaan te Oisterwijk;
( art 10.1 lid 1 Wet milieubeheer )