6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 27 november 2020 schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een schuur in de tuin van zijn schoonouders door daar gasflessen open te draaien. Door de ontploffing is schade ontstaan aan de schuur, de goederen in de schuur en een schutting en daarvan was gevaar voor andere goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aanwezige opsporingsambtenaren te duchten. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Het is algemeen bekend dat het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing gepaard kan gaan met ernstige en vaak onvoorspelbare gevolgen. Dat dat ook in deze zaak speelt, blijkt wel uit de enorme steekvlam die bij de ontploffing ontstond, die door opsporingsambtenaren die tientallen meters verderop stonden werd gevoeld. De ontploffing heeft uiteindelijk ‘slechts’ gezorgd voor schade aan goederen, terwijl het ook veel erger had kunnen aflopen. De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat het feit heeft plaatsgevonden midden in een woonwijk, hetgeen kan leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid bij buurtbewoners. Bovendien heeft verdachte dit feit gepleegd in de schuur behorende bij de woning van zijn familie, waaronder zijn aanwezige kinderen, en daarmee heeft verdachte ook voor hen een potentieel gevaar in het leven geroepen.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats is.
Persoon van verdachte
Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor artikel 157 Wetboek van Strafrecht.
Dat verdachte zelf ernstig letsel heeft opgelopen staat vast, maar kan niet leiden tot enige strafvermindering, gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de ernst van het feit. Te meer, omdat het aan het handelen van verdachte zelf te wijten is geweest, dat hij gewond is geraakt.
Daarnaast neemt de rechtbank in straf verlagende zin mee dat het feit aan verdachte verminderd kan worden toegerekend, zoals hiervoor is overwogen (rubriek 4.3.2 en 5).
TBS-maatregel?
Door de officier van justitie is gevorderd dat naast een gevangenisstraf aan verdachte TBS met voorwaarden zal worden opgelegd. Door de verdediging is betoogd dat volstaan kan worden met een minder ingrijpende afdoening.
Blijkens het rapport van [Naam 2] van 20 juli 2021 is bij verdachte sprake van een ernstige stoornis in cocaïnegebruik (in regulerende omgeving in vroege remissie), een stoornis in gebruik van alcohol (thans in remissie), een psychotische kwetsbaarheid en dat verdachte op een zwakbegaafd niveau functioneert. Ten tijde van het ten laste gelegde waren deze problemen ook aanwezig. De kans op toekomstig gewelddadig gedrag is volgens de psycholoog hoog. Een klinische behandeling is geïndiceerd. Omdat eerdere behandelingen in de afgelopen jaren niet het gewenste resultaat hebben bereikt en omdat het verdachte ontbreekt aan voldoende zelfsturend vermogen en controlemogelijkheden, zal volgens de psycholoog het kader verplichtend/dwingend moeten zijn. Het kader van een TBS met voorwaarden borgt de behandeling en begeleiding van verdachte langdurig, waardoor ook op de langere termijn het recidivegevaar ingeperkt kan worden. De verwachting van de psycholoog is dat verdachte zich aan de gestelde voorwaarden zal (kunnen) houden mits dit binnen een dwingend/juridisch kader geschiedt en er een fase aan voorafgaat waarin er sprake is van een strakke structuur en abstinentie van middelen.
[Naam 3] heeft in het rapport van 22 juli 2021 geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis door middelen (cocaïne), een ernstige stoornis in cocaïnegebruik (verslavingsziekte), een stoornis in het gebruik van alcohol in het verleden en dat verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau en een kwetsbare intellectuele coping heeft. Naar de mening van de psychiater was dit ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval. De psychiater schat het recidiverisico in als hoog, waarbij wordt opgemerkt dat dit het risico op vergelijkbare delicten betreft als ook agressieve delicten in algemene zin. Voorts wordt opgemerkt dat verdachte herhaaldelijk heeft laten zien snel terug te vallen in middelengebruik na klinische detoxificatie opnames waarbij aanhaken bij een ambulante traject niet is gelukt. De psychiater adviseert tot behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Verdachte is wel gemotiveerd voor behandeling, maar het is voor hem lastig behandeling en abstinentie vol te houden. Verdachte heeft vele behandeltrajecten gevolgd, maar viel snel terug. Om het recidiverisico terug te dringen wordt derhalve een stevig behandelkader noodzakelijk geacht. Volgens de psychiater zou gestart dienen te worden met een intensieve klinische behandeling op beveiligingsniveau twee (Forensisch Psychiatrische Afdeling, hierna: FPA), waarna verdachte kan uitstromen naar een forensisch beschermde woonvorm, onder begeleiding van een forensisch FACT. In de behandeling dient aandacht te zijn voor het adequaat instellen van anti-psychotische medicatie, terugvalpreventie en psychosociale factoren. Gezien het noodzakelijk geachte en te verwachten traject, in een forensisch kader, wordt door de psychiater een zorgmachtiging als niet passend en haalbaar ingeschat.
Door Reclassering Nederland is op 4 oktober 2021 een rapport opgesteld ten behoeve van een TBS met voorwaarden. Hieruit blijkt dat Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) een indicatie heeft afgegeven voor een klinische opname op een FPA op DE2 hoog niveau. Verdachte is aangemeld bij Fivoor, Wier+ behandelcentrum SGLVG te Den Dolder en daar is verdachte geaccepteerd voor behandeling, indien er een TBS met voorwaarden wordt opgelegd en met de voorwaarde dat verdachte wordt overgeplaatst naar een reguliere FPA indien dat meer passend blijkt. De reclassering rapporteert voorts dat ook zij het recidiverisico als hoog inschat, indien verdachte niet intensief klinisch behandeld zal worden in een stringent justitieel kader. Verdachte heeft op vrijwillige basis meerdere (detox)behandeltrajecten bij verslavingszorg Novadic-Kentron gestart, maar viel telkens terug in gebruik of kwam afspraken niet meer na. Een eerder in justitieel kader opgelegd klinisch behandeltraject rondde verdachte wel positief af en nadien was hij ruim drie jaar abstinent, voordat hij terugviel in gebruik. De reclassering merkt op dat de verslavingsproblematiek ernstig is en dat bij terugval in gebruik verdachte snel psychotisch kan decompenseren. Indien verdachte recidiveert, schat de reclassering de kans op geweld hoog in. Zij acht een verplichtend karakter noodzakelijk om ervoor te zorgen dat betrokkene zich aan behandelafspraken conformeert.
De reclassering adviseert de rechtbank aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen. Tevens adviseert zij dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de terbeschikkingstelling.
Ter zitting heeft de reclasseringswerker mevrouw [Naam 6] een nadere toelichting gegeven op het advies van de reclassering en aangegeven dat verdachte binnen een periode van ongeveer twee weken geplaatst kan worden bij FPA Wier+ van Fivoor.
Gelet op de adviezen van de deskundigen en de reclassering en gelet op het verleden van behandelingen dat verdachte achter zich heeft, acht de rechtbank een TBS met voorwaarden noodzakelijk. Alleen dan wordt een kader geschapen waarin (zonodig) langdurig behandeling van verdachte kan plaatsvinden en langdurig toezicht mogelijk is. De hardnekkigheid van de bij verdachte bestaande problematiek, maakt dat noodzakelijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt. Door de verdediging is in dat opzicht ook geen verweer gevoerd. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens; op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist de maatregel, omdat sprake is van een ernstige stoornis en een hoog recidiverisico. Aan de TBS zal de rechtbank de door de reclassering in het rapport opgenomen voorwaarden verbinden, aangevuld op de wijze zoals ter zitting door de rechtbank ter sprake gebracht, naar aanleiding van hetgeen in de rapporten van een van de deskundigen is voorgesteld, met name een ambulante behandeling onder begeleiding van een Forensisch Fact. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
De rechtbank verwerpt gelet op het voorgaande het verweer van de verdediging dat kan worden volstaan met een minder ingrijpende afdoening dan de maatregel TBS met voorwaarden.
Conclusie
De door de officier van justitie gevorderde straf wordt begrijpelijk geacht, echter is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd van 340 dagen met aftrek van voorarrest. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de verwachte plaatsing bij FPA Wier+ van Fivoor waar verdachte volgens inlichtingen van de reclassering naar verwachting binnen afzienbare tijd na de zittingsdatum een aanvang kan maken met de TBS-maatregel. Voorts acht de rechtbank het uiterst onwenselijk als deze plaatsing niet naadloos zou aansluiten op de gevangenisstraf. De rechtbank gaat er hierbij dus vanuit dat de plaatsing bij FPA Wier+ na tien dagen na de vonnisdatum gerealiseerd kan worden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Gelet daarop zal de rechtbank de op te leggen TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank acht het tot slot, net als de officier van justitie, noodzakelijk, met het oog op de veiligheid van de samenleving, dat verdachte ook nadat de TBS-maatregel is geëindigd, langdurig onder toezicht moet kunnen blijven staan teneinde mogelijke recidive tijdig te kunnen signaleren. Zij zal daartoe daarom een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht opleggen.