ECLI:NL:RBZWB:2021:5236

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2270
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake kinderopvangtoeslag door termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 14 oktober 2021, is het beroep van eiser tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 17 mei 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van 5 april 2021, waarin was vastgesteld dat de aanvraag voor kinderopvangtoeslag niet eerder kon ingaan dan 1 november 2020. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank wees erop dat de griffier eiser op 8 juni 2021 had geïnformeerd over de termijnoverschrijding en de mogelijkheid bood om deze te verklaren. Eiser stelde dat de vertraging was veroorzaakt door vakanties en Pinksteren, maar de rechtbank oordeelde dat deze redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank benadrukte dat termijnen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn en dat hierop niet kan worden afgeweken, tenzij er zeer bijzondere omstandigheden zijn.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroepschrift, dat op 26 mei 2021 was ontvangen, niet tijdig was ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk zonder verdere behandeling ter zitting. Deze beslissing is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2270 KINDER

uitspraak van 14 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de directeur van de Belastingdienst/Toeslagen(de Belastingdienst Toeslagen; kantoor Utrecht), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 17 mei 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van 5 april 2021 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen waarin in is vastgesteld dat de aanvraag van kinderopvangtoeslag niet eerder in kan gaan dan 1 november 2020.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen. De griffier heeft eiser bij brief van 8 juni 2021 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiser aangevoerd dat zijn bezwaar is opgesteld op 17 mei 2021, maar dat het bezwaar vanwege vakanties en Pinksteren pas later per post is verzonden.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 5 april 2021. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt dan mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en is geëindigd op 17 mei 2021.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is op 26 mei 2021 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift dat per post is verzonden en binnen een week na verstrijken van de beroepstermijn is ontvangen tijdig ingediend indien het vóór het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Het beroepschrift is gedagtekend 17 mei 2021. Het is onduidelijk wanneer het beroepschrift ter post is aangeboden, maar het beroepschrift is niet binnen een week bij de rechtbank ontvangen. Eiser heeft ook aangegeven dat het beroepschrift later is verzonden dan de bedoeling was. Het beroepschrift is dus ook gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door de eiser aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-
ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank dat latere verzending door vakanties en feestdagen niet leidt tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 14 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:

1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.