ECLI:NL:RBZWB:2021:5235

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1579
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige indiening van besluit

Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser had op 7 april 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van 25 februari 2021, waarin een ov-boete was opgelegd wegens niet tijdige inschrijving. De rechtbank constateerde dat de eiser in zijn beroepschrift geen gronden van beroep had vermeld en dat hij niet had voldaan aan de verplichting om een afschrift van het bestreden besluit bij te voegen.

De griffier heeft de eiser op 14 april 2021 gewezen op deze tekortkoming en hem de gelegenheid geboden om het verzuim binnen vier weken te herstellen. Echter, de eiser heeft geen afschrift van het besluit overgelegd, zelfs niet na een herinnering op 7 juni 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het besluit was verstreken en dat het beroep derhalve kennelijk niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, met verwijzing naar de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1579 WSFBSF

uitspraak van 14 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 7 april 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van 25 februari 2021 (bestreden besluit) van de Minister waarin een ov-boete is opgelegd wegens niet tijdige inschrijving.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om bij het beroepschrift een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft te overleggen. De rechtbank stelt vast dat eiser in het beroepschrift geen gronden van beroep heeft vermeld.
2. De griffier heeft eiser bij brief van 14 april 2021 erop gewezen dat hij niet had voldaan aan deze verplichting en heeft daarbij de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen binnen de in de brief gestelde termijn van vier weken na verzending van de brief. Bij aangetekende brief van 7 juni 2021 is eiser medegedeeld dat op het eerdere verzoek om het besluit te ontvangen geen reactie is ontvangen. Eiser is voorts verzocht om binnen vier weken na verzending van deze brief alsnog het besluit toe te sturen. Eiser is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
3. De rechtbank constateert dat de gestelde termijn is verstreken zonder dat het besluit is overgelegd. Ook buiten de gestelde termijn heeft de rechtbank tot op het besluit niet ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
4. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:5, tweede lid, 6:6, aanhef en onder a, en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 14 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:5, tweede lid, van de Awb luidt als volgt:
Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.
Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb luidt als volgt:
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan die niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.