ECLI:NL:RBZWB:2021:5229

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
02-296916-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreiging, vernieling, diefstal en overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 met ontslag van rechtsvervolging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 oktober 2021, is de verdachte, geboren in 1996 en momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave, beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernieling, diefstal en overtreding van de Wegenverkeerswet. De zitting vond plaats op 8 oktober 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Mooren, wel. De officier van justitie, mr. C. de Pagter, heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen beschouwd, terwijl de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan meerdere ziekelijke stoornissen, waardoor zijn gedragskeuzes volledig door deze stoornissen werden bepaald. De gedragsdeskundigen hebben geadviseerd de feiten niet aan de verdachte toe te rekenen. Op basis van dit advies heeft de rechtbank besloten de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan.

De benadeelde partij heeft een schadevordering ingediend, maar deze was onvoldoende onderbouwd en de rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/296916-19
vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende bij [verblijfplaats]
momenteel uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave,
raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 oktober 2021. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman mr. Mooren. De officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 december 2019 te Tilburg
feit 1: [benadeelde partij] heeft bedreigd met een schop;
feit 2: twee autospiegels van [benadeelde partij] heeft vernield;
feit 3: een kruisbeeld uit de [naam 1] heeft gestolen;
feit 4: door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt en daarmee een verkeersongeval met een fietser heeft veroorzaakt, danwel dat verdachte de plaats van een ongeval heeft verlaten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
De rechtbank acht, met de officier van justitie, alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
Voor wat betreft feit 4 komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 12 december 2019 te Tilburg [benadeelde partij] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, een schop zichtbaar voor die [benadeelde partij] in zijn handen gehouden en daarbij deze dreigend te woorden toegevoegd: “Ik maak je kapot, ik maak je kapot”;
2.
op 12 december 2019 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk twee spiegels van een motorvoertuig v.v.h.k. [kenteken 1] ,
dieaan een ander, te weten aan [benadeelde partij]
toebehoorden, heeft vernield;
3.
op 12 december 2019 te Tilburg een kruisbeeld, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4 primair.
op 12 december 2019 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto v.v.h.k. [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg, Professor Cobbenhagenlaan,
- met een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar op dat weggedeelte van die weg
toegestanemaximumsnelheid van 50 km/uur,
en
- op de kruising of splitsing van die weg en de wegen, Reitseplein en/of Professor Cobbenhagenlaan, alwaar een driekleurig verkeerslicht in zijn richting rood licht uitstraalde, niet is gestopt en die kruising of splitsing met een aanzienlijke snelheid is opgereden, waarbij voor de bestuurder ( [naam 2] ) van een fiets, die de kruising of splitsing reeds
wasopgereden, gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging voorkomen, zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ontslag van alle rechtsvervolging, omdat zij verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar acht.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De gedragsdeskundigen, psychiaters [naam 3] en [naam 4] , hebben verdachte onderzocht en zijn in hun rapport van 10 februari 2021 tot de conclusie gekomen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan meerdere ziekelijke stoornissen. Verdachte zijn gedragskeuzes werden volgens de gedragsdeskundigen in volledige mate bepaald door deze stoornissen en zij adviseren dan ook de tenlastegelegde feiten volledig niet aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dientengevolge niet strafbaar is, nu de tenlastegelegde feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Op grond hiervan zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De benadeelde partij t.a.v. feit 1 en feit 2

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een schadevordering ingediend, maar daarop zijn geen bedragen ingevuld. Bij de post materiële schade is opgemerkt dat de verzekeringsmaatschappij de hoogte van het schadebedrag wel zal kennen, zodat niet valt vast te stellen dat [benadeelde partij] thans zelf nog schade heeft, die niet reeds is vergoed. Bij de post immateriële schadevergoeding is door [benadeelde partij] reeds opgemerkt dat hij ervan uitgaat dat die schadepost niet kan worden vergoed én is voorts nog onvoldoende met stukken onderbouwd welk leed [benadeelde partij] van het bewezen gedrag van verdachte heeft ondervonden. Gelet daarop kan de rechtbank het schadebedrag niet vaststellen, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering. De vordering kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Bedreiging met zware mishandeling;
feit 2:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:Diefstal;
feit 4 primair:Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Volkswagen personenauto met kenteken [kenteken 2] ;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. H.E. Goedegebuur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 oktober 2021.