Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
Op grond van artikel 342 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan, kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en geeft uitdrukking aan het beginsel van dubbele bevestiging, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank dient dus de vraag te beantwoorden of de verklaringen van aangeefster [aangeefster] inhoudelijk in voldoende mate wordt ondersteund door bewijsmateriaal uit een andere bron. Voordat de rechtbank echter aan die vraag toekomt, zal moeten worden beoordeeld of haar verklaringen betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.