ECLI:NL:RBZWB:2021:5209

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8443
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake boete op grond van de Wet dieren

Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij de eiser, [naam eigenaar hondenpension], beroep had ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken over een boete op grond van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De eiser, eigenaar van een hondenpension, is op 10 februari 2021 overleden. De rechtbank heeft de erven van de eiser op 23 maart 2021 verzocht om aan te geven of de procedure wordt voortgezet en om een verklaring van erfrecht in te zenden. Ondanks herhaalde verzoeken heeft de rechtbank geen reactie ontvangen van de erven.

De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien de erven kennelijk geen belang hebben bij het voortzetten van de procedure. Daarom heeft de rechtbank het beroep (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8443 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

en
de Staatssecretaris van Economische Zaken (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland),verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris over een boete op grond van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. [naam eigenaar hondenpension] was de eigenaar van het hondenpension en heeft het beroep ingesteld. Op 10 februari 2021 is [naam eigenaar hondenpension] helaas overleden.
2. De rechtbank heeft bij brief van 23 maart 2021 de erven van [naam eigenaar hondenpension] gevraagd om aan te geven of de procedure wordt voortgezet en een verklaring van erfrecht in te zenden, dan wel andere stukken waaruit blijkt wie gemachtigd is de procedure voort te zetten. De rechtbank heeft geen reactie op de brief van 23 maart 2021 ontvangen.
3. Op 26 april 2021 heeft de rechtbank daarom opnieuw een brief naar de erven gestuurd met daarin het verzoek om binnen twee weken te reageren. Daarbij is medegedeeld dat als een reactie uitblijft, de rechtbank daar de gevolgen aan kan verbinden die haar geraden voorkomen. Op 7 mei 2021 heeft [naam] telefonisch contact opgenomen met de rechtbank met de mededeling dat de familie bezig is met het verkrijgen van een verklaring van erfrecht. Zij verzocht om een termijn van vier weken om de verklaring alsnog te overleggen.
4. De rechtbank heeft hierna geen enkel bericht meer ontvangen van de erven van [naam eigenaar hondenpension]. Daarnaast is het griffierecht niet betaald en is geen kopie ingestuurd van het bestreden besluit.
5. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van een procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige beroep. De erven van [naam eigenaar hondenpension] hebben blijkbaar geen belang bij of geen belangstelling voor het voortzetten van de procedure. De rechtbank zal het beroep daarom (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 14 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.