ECLI:NL:RBZWB:2021:5162

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8552
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

Op 15 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de eiseres beroep heeft ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering. De eiseres had eerder een WW-uitkering ontvangen en meldde zich ziek met psychische klachten. Het UWV had op 21 februari 2020 geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, wat de eiseres in bezwaar aanvocht. Tijdens de zitting op 17 augustus 2021 was de eiseres niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd door mr. H.M. van Gent.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de verzekeringsartsen de klachten van de eiseres in hun rapportages hebben meegenomen. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen rekening hebben gehouden met de psychische klachten van de eiseres. De Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 januari 2020 werd als basis genomen voor de beoordeling van de belastbaarheid van de eiseres.

De rechtbank oordeelt dat de functies die aan de eiseres zijn voorgelegd, medisch passend zijn en dat de mate van arbeidsongeschiktheid door het UWV correct is vastgesteld op 17,04%. Aangezien de eiseres niet voldoet aan de eis van 35% arbeidsongeschiktheid voor een WIA-uitkering, heeft het UWV de uitkering terecht geweigerd. Het beroep van de eiseres wordt ongegrond verklaard, zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8552 WIA

uitspraak van 15 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 6 augustus 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 17 augustus 2021. Eiseres is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.M. van Gent.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is – voorafgaand aan de toekenning van een WW-uitkering met ingang van 3 juli 2017 – werkzaam geweest als financieel medewerker gedurende gemiddeld 39,77 uur per week. Eiseres heeft zich op 27 november 2017 met psychische klachten vanuit de WW ziekgemeld. In de beslissing van 20 november 2019 heeft het UWV aan eiseres vanaf 25 november 2019 een voorschot op de loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. In de beslissing van 15 januari 2020 is aan eiseres per 30 januari 2020 een voorschot op de WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend.
Bij besluit van 21 februari 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 25 november 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 25 november 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres onderzocht tijdens het spreekuur van 22 januari 2020. Eiseres geeft tijdens het spreekuur aan dat haar psychologische behandeling op 30 augustus 2019 is afgesloten. Zij is nog in afwachting van een vervolgtraject bij [naam bedrijf] . Tijdens het spreekuur komt aan de orde dat eiseres overdag regelmaat heeft door de zorg voor de kinderen, huishoudelijk werk en koken. Tevens doet zij de administratie en de boodschappen. Ook krijgt zij geregeld hulp in de huishouding van haar voormalige schoonmoeder. Eiseres komt tijdens het spreekuur niet verward over. Bij het psychisch onderzoek rapporteert de verzekeringsarts geen bijzonderheden ten aanzien van het bewustzijn, de oriëntatie, waarneming, aandacht en het geheugen. Het denken is niet afwijkend, maar wordt wel beheerst door de problematiek van haar dochter. Er zijn geen aanwijzingen voor verbale en/of motorische ontremming of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Er heeft geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden, omdat er geen specifieke lichamelijke klachten zijn. Eiseres heeft tijdens het spreekuur informatie van haar psycholoog van 22 augustus 2019 overgelegd. Eiseres is in het kader van de nazorg gebaat met ondersteuning door de basis GGZ.
De verzekeringsarts stelt als diagnose een depressieve episode bij
ouder-kindrelatieproblematiek. Eiseres dient te veel stress te vermijden en heeft in werkzaamheden structuur, duidelijkheid en regelmaat nodig. Zij is aangewezen op werk zonder een hoog handelingstempo en zonder een verhoogd persoonlijk risico (door haar medicatie). Tevens heeft zij bij samenwerken duidelijk omschreven taken nodig alsmede is zij aangewezen op werk zonder leidinggevende aspecten. Eiseres is voorts beperkt voor avond- en nachtdiensten.
De verzekeringsarts b&b heeft eveneens het dossier bestudeerd en eiseres op 29 juni 2020 telefonisch gehoord. De verzekeringsarts b&b stelt vast dat er na het einde van de behandeling nog steeds geen vervolgbehandeling heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b overweegt dat eiseres in bezwaar geen nieuwe aanknopingspunten of nieuwe stukken heeft aangevoerd om de beoordeling door de verzekeringsarts aan te passen. De verzekeringsarts b&b acht het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig. Het dossier is bestudeerd, er heeft een onderzoek plaats gevonden en de verzekeringsarts heeft de informatie van de behandelend sector meegenomen in de beoordeling. De verzekeringsarts b&b heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b heeft tijdens de hoorzitting vastgesteld dat eiseres nog kan genieten, dat zij voldoende sociale contacten en activiteiten heeft. De verzekeringsarts heeft in de primaire beoordeling voorts rekening gehouden met de medicatie van eiseres. De verzekeringsarts b&b ziet geen reden voor het aannemen van een urenbeperking, mits bij het duiden van de functies rekening wordt gehouden met de beperkingen. Er is geen sprake van een behandeling waardoor eiseres minder uren voor werk beschikbaar is, er is geen sprake van energetische beperkingen noch aanleiding om een preventieve urenbeperking aan te nemen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 januari 2020.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische klachten van eiseres en de beperkingen die zij daardoor ondervindt.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder het verloop van de psychische klachten van eiseres. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Daarbij is in aanmerking genomen dat beide verzekeringsartsen het dossier hebben bestudeerd en de verzekeringsarts heeft eiseres ook onderzocht. Beide verzekeringsartsen hebben rekening gehouden met de informatie van de behandelend sector. De bewijslast van de gestelde extra beperkingen komt voor rekening van eiseres. Eiseres heeft in beroep echter geen nieuwe informatie overlegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de aangenomen belastbaarheid.
Niet gebleken is dat in de FML van 22 januari 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen producten, Sbc-code 111180), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 20 februari 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 4 augustus 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 25 november 2019 heeft vastgesteld op 17,04%
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 25 november 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 15 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.