ECLI:NL:RBZWB:2021:5154

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8413
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2021, werd het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV behandeld. Eiseres had haar beroep ingesteld tegen het besluit van 29 juli 2020, waarin het UWV haar uitkering per 15 april 2020 beëindigde. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten tot beëindiging van de uitkering, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank baseerde haar oordeel op de medische rapportages van de verzekeringsartsen, die de beperkingen van eiseres in kaart hadden gebracht. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen na een auto-ongeval in 2010, maar na een herbeoordeling in 2020 concludeerde het UWV dat zij niet langer recht had op de uitkering.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2021 in Breda, werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, mr. M. Beljaars. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met de relevante medische informatie. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank vond dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de eerdere conclusies van het UWV kon weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de door het UWV geselecteerde functies, zoals archiefmedewerker en huishoudelijk medewerker, medisch gezien passend waren voor eiseres, ondanks haar klachten van PTSS en paniekstoornissen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beëindiging van de WIA-uitkering per 15 april 2020. Eiseres had geen recht op een WIA-uitkering omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid onder de vereiste 35% lag. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. S.J.E. Loontjens, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8413 WIA

uitspraak van 15 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M. Beljaars,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 juli 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 17 augustus 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als verkoopster voor 20 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen op 25 juli 2010 door een auto-ongeval. Op 15 december 2010 is haar tijdelijke arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd. Eiseres heeft de resterende wachttijd een ZW-uitkering ontvangen. Door het ontvangen van een WAZO-uitkering is de wachttijd van eiseres verlengd tot en met 21 november 2012. Na het doorlopen van de wachttijd is eiseres vanaf 22 november 2012 volledig arbeidsongeschikt beschouwd.
De voormalige werkgever van eiseres heeft op 13 juni 2019 een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid aangevraagd. Bij besluit van 14 februari 2020 (primair besluit) heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 15 april 2020. In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 15 april 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Artikel 56, eerste lid, sub a, van de WIA bepaalt dat het recht op een WGA-uitkering eindigt
op de dag dat de verzekerde niet meer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Het tweede lid van
dit artikel bepaalt – in het geval dat artikel 56, eerste lid, sub a van de WIA van toepassing
is – dat het recht op een WGA-uitkering, twee maanden na de dag dat hij niet langer
gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, eindigt.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Eiseres heeft op 29 januari 2019 het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. Voorafgaand aan het spreekuur heeft de verzekeringsarts het volledige dossier bestudeerd. Hierbij is ook kennis genomen van de op 19 en 23 september door de gemachtigde van eiseres toegezonden psychiatrische expertiserapportages van professor [naam professor] (verder: [naam professor] ) van respectievelijk 2 februari 2018 en 24 juli 2015. Uit de rapportage van 24 juli 2015 volgt dat [naam professor] een PTSS en een paniekstoornis diagnosticeert. [naam professor] diagnosticeert geen pijnstoornis, depressie, compulsief-obsessieve stoornis of NAH [1] . Eiseres heeft op psychiatrisch gebied als beperkingen dat zij niet belast moet worden in werk met bijzonder persoonlijk risico, dat zij niet beroepsmatig kan autorijden en dat meerijden beperkt is tot twee uur. Zij moet het werk bij een paniekaanval kunnen onderbreken en zij kan anderen in verwarring brengen. Door de stemmingswisselingen is zij aangewezen op werk zonder conflicten in persoonlijk contact. Er is geen aanleiding om concentratie- of geheugenstoornissen aan te nemen. Tijdens een paniekaanval is eiseres tijdelijk mogelijk minder bereikbaar. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, dan is er geen reden voor een urenbeperking. In de expertiserapportage van 2 februari 2018 handhaaft [naam professor] de eerdere rapportage van 24 juli 2015.
De verzekeringsarts heeft eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. Bij het psychisch onderzoek constateert de verzekeringsarts dat eiseres op adequate wijze reageert. Er is geen sprake van bijzonderheden ten aanzien van concentratie, aandacht en overige cognitieve functies. Er zijn geen aanwijzingen voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De verzekeringsarts neemt de door [naam professor] aangegeven beperkingen uit de rapportage van 24 juli 2015 over. Bij het lichamelijk onderzoek stelt de verzekeringsarts een normaal houdings- en bewegingspatroon vast. Behoudens een licht beperkte mobiliteit in de nek volgen uit het lichamelijk onderzoek geen bijzonderheden. De verzekeringsarts stelt als diagnoses een whiplash trauma, PTSS en een paniekstoornis. Naast psychische beperkingen beschouwt de verzekeringsarts eiseres lichamelijk beperkt voor zwaarder schouder belastende werkzaamheden, zoals zwaar tillen, dragen, duwen, trekken en bovenhands werken. De verzekeringsarts houdt verder rekening met een urenbeperking van zes uur per dag en dertig uur per week.
De verzekeringsarts b&b heeft eveneens het dossier bestudeerd en gerapporteerd op 3 juni 2020. Naast de hiervoor aangehaalde expertiserapportages van [naam professor] heeft de verzekeringsarts b&b het door eiseres ingebrachte neurologisch expertiserapport van neuroloog [naam neuroloog] (verder: [naam neuroloog] ) bestudeerd. [naam neuroloog] heeft eiseres op 9 december 2019 lichamelijk onderzocht. Uit het lichamelijk onderzoek volgen, behoudens bij de cervicale wervelkolom, weinig fysieke beperkingen. [naam neuroloog] kan de door eiseres ervaren klachten niet objectiveren en constateert dat de door eiseres ervaren cognitieve problemen secundair zijn bij een chronisch geworden pijnsyndroom. Er zijn geen aanwijzingen voor een hersenbeschadiging als oorzaak van deze klachten. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres tevens op 3 juni 2020 telefonisch gehoord tijdens een telefonische hoorzitting. Tijdens de telefonische hoorzitting maakte eiseres een wat gespannen indruk, maar zij was wel coöperatief. De verzekeringsarts b&b constateert tijdens het 45 minuten durende gesprek geen bijzonderheden, eiseres kan het gesprek goed volgen. De verzekeringsarts b&b past de FML op beoordelingspunt 1.9.10 aan. Eiseres krijgt – onder verwijzing naar het rapport van [naam professor] – circa vijf keer dag een paniekaanval. Deze aanvallen duren vijf tot tien minuten. In de FML is de toelichting bij beoordelingspunt 1.9.10 aangepast dat eiseres bij een paniekaanval de werkzaamheden tijdelijk moet kunnen onderbreken om hiervan bij te komen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 juni 2020.
4.2
Eiseres heeft in beroep tegen het medisch oordeel van het UWV grotendeels dezelfde gronden als in bezwaar aangevoerd. Eiseres voert aan dat het UWV onvoldoende rekening met haar beperkingen heeft gehouden. De verzekeringsarts b&b heeft in bezwaar de beperkingen van [naam professor] overgenomen in de FML zonder deze hierbij in een breder perspectief te betrekken. De paniekaanvallen doen zich onvoorspelbaar en ook altijd overdag voor. De verzekeringsarts b&b heeft niet overwogen hoe eiseres in een werkomgeving (met meer prikkels dan in de huiselijke omgeving) zal reageren. Bij een paniekaanval moet eiseres zich terugtrekken in een rustige omgeving. De paniekaanvallen zorgen ook voor vermoeidheid. Eiseres herhaalt in beroep dat klantencontact absoluut uitgesloten moet worden en dat er ten onrechte geen rekening is gehouden met de cognitieve beperkingen van eiseres. Voorts heeft eiseres meer fysieke beperkingen dan door de verzekeringsarts b&b zijn aangenomen. Eiseres verwijst hiervoor naar het expertiserapport van [naam neuroloog] . Eiseres heeft na het indienen van de aanvullende gronden nog een stuk van haar medisch adviseur ingediend en deze bevestigt de conclusies van [naam neuroloog] . Eiseres verzoekt daarnaast om benoeming van een onafhankelijke deskundige voor het vaststellen van de beperkingen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder het Whiplash trauma, de PTSS en de paniekstoornis. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b hebben beiden rekening gehouden met de relevante stukken in het dossier. De verzekeringsarts heeft eiseres voorts onderzocht op het spreekuur. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Eiseres heeft in beroep geen nieuwe (medische) informatie overgelegd. Wat eiseres in beroep aanvoert, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat het UWV eind 2016 niet beschikte over de rapportage van [naam professor] van 24 juli 2015. De verzekeringsarts heeft de psychische beperkingen zelf vastgesteld. De rapportage van [naam professor] is op 23 september 2019 door eiseres aan het UWV gestuurd. Alsdan acht de rechtbank het juist dat de verzekeringsarts deze expertiserapportage ook mede aan de beoordeling ten grondslag legt. De stelling van eiseres dat zij niet kan werken in een omgeving met veel prikkels volgt niet uit de expertiserapportage van [naam professor] . Deze is dan ook terecht niet overgenomen. Dat geldt ook voor de grond dat er geen aandacht is gegeven aan de door eiseres ervaren cognitieve problematiek. Uit de rapportage van [naam neuroloog] volgt dat de gestelde cognitieve problematiek niet geobjectiveerd kan worden. De verzekeringsarts b&b heeft voorts overwogen dat eiseres al in de primaire beoordeling beperkt is voor het uiten van eigen gevoelens, dat zij aangewezen is op werk zonder contact met klanten en zij is beperkt voor het omgaan met conflicten. Die beoordeling acht de rechtbank in lijn met de bevindingen van [naam professor] . De gestelde aanvullende fysieke beperkingen zijn niet medisch onderbouwd en volgen ook niet uit de expertiserapportage van [naam neuroloog] . De door eiseres in de beroepsgronden aangehaalde delen uit expertiserapportage van [naam neuroloog] zijn te beschouwen als de door [naam neuroloog] afgenomen anamnese. Een anamnese is een onderdeel van een medisch onderzoek, maar op zichzelf niet doorslaggevend voor de uiteindelijke conclusies. Voor een hogere urenbeperking dan zes uur per dag ontbreekt eveneens de medische objectivering.
Eiseres voert in beroep voorts nog aan dat het niet aan de psychiater is om een complete FML in te vullen. De rechtbank is van oordeel dat dit ook hier niet het geval is. De verzekeringsarts b&b heeft de rapportage van [naam professor] als onderdeel van het dossier meegenomen in diens eigen afweging ten aanzien van de vraagstelling of de verzekeringsarts de juiste beperkingen in acht heeft genomen. Hierbij is wel degelijk ook rekening gehouden met de onvoorspelbare momenten waarop de paniekaanvallen zich voordoen. De FML is op dit punt door de verzekeringsarts b&b aangepast en wel zodanig dat eiseres bij iedere paniekaanval het werk tijdelijk moet kunnen onderbreken.
Niet gebleken is dat in de FML van 4 juni 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.4
Voor de in beroep verzochte benoeming van een door de rechtbank te benoemen onafhankelijke verzekeringsarts ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank overweegt – onder verwijzing naar het zogenoemde Korosec-arrest [2] en de toepassing hiervan door de Centrale Raad van Beroep – dat er in dit geval een zorgvuldig onderzoek door de verzekeringsarts (b&b) heeft plaatsgevonden, waaronder studie van het dossier (inclusief de tijdens de procedure ontvangen informatie) en gericht onderzoek. Eiseres heeft volgens de rechtbank geen belemmeringen ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het UWV haar beperkingen heeft onderschat. Van strijd met equality of arms is in ieder geval geen sprake. Verder ziet de rechtbank inhoudelijk geen aanknopingspunten voor de stelling van eiseres dat het UWV haar klachten en beperkingen onderschat heeft.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: archiefmedewerker (Sbc-code 553020), huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en huishoudelijk medewerker (Sbc-code 111333).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat eiseres in de functie archiefmedewerker moet werken in een kantoortuin. Deze werkomgeving is niet passend gelet op haar paniekaanvallen; de omgeving is te druk. Tevens overstijgt de belasting in deze functie haar cognitieve en fysieke beperkingen en instructies dringen niet tot haar door tijdens een paniekaanval. De functie huishoudelijk medewerker (gebouwen) overschrijdt haar fysieke belastbaarheid, rekening houdend met het expertiserapport van [naam neuroloog] . Voorts geldt dat zij thuis al veel hulp van familie krijgt. Als zij zonder die hulp thuis het huishouden al niet kan doen, dan kan zij ook niet als schoonmaakster zes uur per dag werken. Verder is er bij een paniekaanval geen prikkelarme omgeving en krijgt zij niet de kans om te herstellen als zij per uur 330 m2 moet schoonmaken.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 13 februari 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 27 juli 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 april 2020 heeft vastgesteld op 0,17%
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 15 april 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 15 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Niet aangeboren hersenletsel.
2.EHRM 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212.