In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2021, werd het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV behandeld. Eiseres had haar beroep ingesteld tegen het besluit van 29 juli 2020, waarin het UWV haar uitkering per 15 april 2020 beëindigde. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten tot beëindiging van de uitkering, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank baseerde haar oordeel op de medische rapportages van de verzekeringsartsen, die de beperkingen van eiseres in kaart hadden gebracht. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen na een auto-ongeval in 2010, maar na een herbeoordeling in 2020 concludeerde het UWV dat zij niet langer recht had op de uitkering.
Tijdens de zitting op 17 augustus 2021 in Breda, werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, mr. M. Beljaars. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met de relevante medische informatie. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank vond dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de eerdere conclusies van het UWV kon weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de door het UWV geselecteerde functies, zoals archiefmedewerker en huishoudelijk medewerker, medisch gezien passend waren voor eiseres, ondanks haar klachten van PTSS en paniekstoornissen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beëindiging van de WIA-uitkering per 15 april 2020. Eiseres had geen recht op een WIA-uitkering omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid onder de vereiste 35% lag. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. S.J.E. Loontjens, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.