ECLI:NL:RBZWB:2021:5153

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2650
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake compensatie transitievergoeding door UWV

Op 13 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had op 25 mei 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 mei 2021, dat betrekking had op een compensatie voor een betaalde transitievergoeding en de terugvordering van het verschil met een eerder vastgesteld, hogere compensatie. De rechtbank heeft het beroep echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begon te lopen op de dag na verzending van het bestreden besluit. In dit geval eindigde de termijn op 16 juni 2021, terwijl het beroepschrift pas op 22 juni 2021 door de rechtbank was ontvangen. Eiseres had erkend dat het beroep te laat was ingediend en gaf aan dat dit kwam door het ontbreken van bepaalde documenten, die zij pas later kon aanleveren. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres het beroepschrift tijdig had kunnen indienen zonder deze documenten en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank besloot daarom om het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren zonder behandeling ter zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer BRE 21/2650 CRTV

uitspraak van 13 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , gevestigd te [naam woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituur werknemersverzekeringen(UWV, kantoor Heerlen), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 25 mei 2021, door de rechtbank ontvangen op 22 juni 2021, beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 5 mei 2021 over een compensatie voor een betaalde transitievergoeding en de terugvordering van het verschil met een eerder vastgesteld, hogere compensatie.
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. In artikel 6.7 van de Awb is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Op grond van artikel 6.8 van de Awb vangt de termijn aan op de dag na verzending van het bestreden besluit. Het besluit van het UWV en de begeleidende brief zijn gedagtekend 5 mei 2021. Dit betekent dat de beroepstermijn in dit geval zes weken en één dag later is geëindigd op 16 juni 2021.
2. Het beroepschrift is door de rechtbank ontvangen op 22 juni 2021. Uit de poststempel op de enveloppe blijkt dat het beroepschrift op 21 juni 2021 ter post is aangeboden. Op grond van artikel 6.9 van de Awb is het beroepschrift dus te laat ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
4. De griffier heeft eiseres bij brief van 1 juli 2021 erop gewezen dat het beroep te laat is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Eiseres geeft toe dat ze het beroep te laat heeft ingediend. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiseres aangevoerd dat zij een uittreksel van de Kamer van Koophandel en de legitimatie van de tekenbevoegde persoon bij de stukken wilde voegen. Omdat die persoon ziek was, is het beroepschrift een paar weken blijven liggen.
4. De rechtbank ziet in de door de eiseres aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-
ontvankelijk verklaring achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres het beroepschrift tijdig had kunnen indienen zonder deze stukken. Die stukken had zij kunnen nasturen, zoals zij dat nu feitelijk ook heeft gedaan op 7 juli 2021.
5. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van H.D. Sebel, griffier, op 13 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.