ECLI:NL:RBZWB:2021:5081
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Peters
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 4 november 2019, waarin haar Ziektewetuitkering met ingang van 26 mei 2019 werd beëindigd. Op 21 mei 2021 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd, waardoor de uitkering ongewijzigd werd voortgezet. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41 van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.870,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door rechter mr. D. Peters, in aanwezigheid van griffier mr. H.D. Sebel, op 7 oktober 2021. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.