ECLI:NL:RBZWB:2021:5050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
02-090517-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van harddrugs met verborgen ruimte in voertuig

Op 31 maart 2021 werd de verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, aangehouden op de A58 ter hoogte van Gilze en Rijen. De politie hield de verdachte staande in een Volkswagen met Frans kenteken, waarin een verborgen ruimte werd aangetroffen met bijna acht kilo harddrugs, bestaande uit 4495 gram cocaïne en 3320 gram heroïne. De verdachte ontkende wetenschap te hebben van de drugs en stelde dat hij de auto had geleend van een onbekende persoon. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was, gezien de onlogische route en het ontbreken van verifieerbare details. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk de drugs buiten het grondgebied van Nederland wilde brengen, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank weegt mee dat de verdachte slechts de vervoerder was en dat de handel in harddrugs schadelijk is voor de samenleving. De rechtbank verklaarde het voertuig onttrokken aan het verkeer, aangezien het was gebruikt voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/090517-21
vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
bijgestaan door raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 september 2021, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte 4495 gram cocaïne en 4198 gram heroïne heeft uitgevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 4495 gram cocaïne en 4198 gram heroïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de in de verborgen ruimte van de auto aangetroffen drugs. Uit het rapport van de douane blijkt dat de verborgen ruimte enkel geopend kon worden middels een magneet. Verdachte is gefouilleerd en de auto is grondig doorzocht. Een magneet is niet aangetroffen, hetgeen ontlastend is voor verdachte. Dat verdachte tijdens de op dat moment geldende avondklok reed, is ook ontlastend voor verdachte: als je weet dat je drugs bij je hebt, ga je juist niet rijden tijdens de avondklok omdat dit extra kans op controle oplevert. Daarnaast heeft verdachte van meet af aan ontkend dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in de auto. Verdachte heeft een verklaring afgelegd over wat hij die avond in Nederland kwam doen. Deze verklaring is in zijn geheel niet geverifieerd of gefalsificeerd. Ook is er geen onderzoek gedaan naar eventuele dna-sporen of vingerafdrukken op de drugs dan wel op of in de verborgen ruimte in het voertuig. Zonder nader onderzoek kan niet worden uitgesloten dat verdachte naar waarheid heeft verklaard en dus niet op de hoogte was van de drugs in de auto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 31 maart 2021 omstreeks 22:15 uur zagen verbalisanten op de A58 ter hoogte van Gilze en Rijen een Volkswagen rijden met een Frans kenteken ( [kenteken] ). De verbalisanten hebben dit voertuig staande gehouden en verdachte bleek de enige persoon in het voertuig te zijn. De verbalisanten hebben met toestemming van verdachte het voertuig doorzocht en troffen een verborgen ruimte aan. In deze verborgen ruimte werden door de verbalisanten diverse gesealde blokken met verdovende middelen aangetroffen. Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) verrichte onderzoek is gebleken dat de aangetroffen en inbeslaggenomen partij bestond uit een hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid heroïne.
Wetenschap
Verdachte heeft verklaard dat hij om 19:30 uur een afspraak had met een vrouw genaamd [naam 1] (fonetisch) in Amsterdam bij [naam 2] . Toen [naam 1] bij deze afspraak niet kwam opdagen, heeft verdachte eerst enige tijd gewacht en is omstreeks 21:00 uur weer terug in de richting van zijn woning in Duinkerke (Frankrijk) gereden omdat hij zich bewust was van de avondklok die op dat moment in Nederland gold. Verdachte heeft verklaard dat het voertuig niet van hem was. Hij zou de auto hebben geleend van een persoon van wie hij uit angst voor represailles de naam niet wil noemen. Deze persoon kwam op maandag bij het werk van verdachte met drie auto’s en de vraag of verdachte de auto’s voor hem kon schoonmaken. Verdachte zou tegen deze persoon hebben gezegd dat hij op woensdag 31 maart 2021 een afspraakje had in Amsterdam. Deze persoon heeft verdachte toen aangeboden om één van de auto’s, de Volkswagen Golf, te gebruiken zodat verdachte daarmee naar zijn afspraak in Amsterdam kon rijden. Verdachte heeft dit aanbod geaccepteerd omdat het een mooie auto was. Toen hij onderweg was van Amsterdam naar zijn huis in Duinkerke, is hij in Gilze staandegehouden en zijn de drugs bij hem in de auto gevonden. Verdachte wist hier naar zijn zeggen niks vanaf.
Het bovengenoemde scenario dat verdachte heeft geschetst acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat hij onderweg was van Amsterdam naar zijn woonadres in Duinkerke maar verdachte is staandegehouden op de A58 ter hoogte van Gilze. De rechtbank overweegt dat Gilze niet op de route(s) ligt van Amsterdam naar Duinkerke en dat het volstrekt onlogisch is om van Amsterdam naar Duinkerke te rijden via Gilze. De verklaring van verdachte dat hij door zijn navigatieapp Waze via Gilze is gestuurd, acht de rechtbank, gelet op het bovenstaande niet geloofwaardig.
Daarnaast is de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en in geen enkel opzicht verifieerbaar. Verdachte wil of kan geen naam of andere gegevens overleggen van de persoon die hem de auto heeft geleend. Ook kan verdachte geen reserveringsbevestiging laten zien van [naam 2] waar hij naar zijn verklaring die avond zou overnachten met [naam 1] . Volgens verdachte zou [naam 1] de overnachting bij het hotel hebben geregeld.Verdachte heeft echter, behalve een voornaam, geen verdere informatie gegeven over [naam 1] . Zij had kunnen bevestigen dat zij inderdaad met verdachte had afgesproken bij [naam 2] die avond en zij had de boekingsbevestiging kunnen laten zien. Het had in de gegeven omstandigheden op de weg van verdachte gelegen om hierover meer duidelijkheid te geven, maar ondanks het feit dat hij inmiddels al (ruim) vijf maanden in detentie verblijft, heeft hij dat tot op heden niet gedaan. Bij het ontbreken van een aannemelijke verifieerbare verklaring van verdachte, kan het niet anders zijn dan dat verdachte deze vage verklaring heeft afgelegd om te verhullen dat hij wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugs in de auto.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en heroïne in de auto. De auto werd door verdachte bestuurd terwijl deze drugs daarin aanwezig waren, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de drugs.
Dat er geen onderzoek is gedaan naar eventuele dna-sporen of vingerafdrukken op de drugs dan wel op of in de verborgen ruimte in het voertuig maakt bovengenoemde niet anders. Het ontbreken van dna-sporen of vingerafdrukken van verdachte hoeft namelijk niet te betekenen dat verdachte geen wetenschap van de drugs heeft gehad. Zo is het bijvoorbeeld goed mogelijk dat een ander de drugs in de verborgen ruimte heeft gelegd, maar verdachte er wel wetenschap van heeft gehad. Het verweer van de raadsman dat bij gebrek aan forensisch onderzoek niet kan worden uitgesloten dat verdachte de waarheid sprak en aldus geen wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs wordt gelet op het voorgaande verworpen.
Buiten grondgebied brengen
Verdachte heeft verklaard dat hij onderweg was naar Frankrijk. Daarnaast heeft verdachte de Franse nationaliteit en is hij door de verbalisanten aangetroffen in een auto met een Frans kenteken terwijl hij in de richting van de Belgische grens reed. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de drugs buiten het grondgebied van Nederland ging brengen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan (verlengde) uitvoer in de zin van de Opiumwet. Hiervoor is niet vereist dat de drugs daadwerkelijk Nederland hebben verlaten.
Hoeveelheden
De rechtbank heeft aan de hand van de rapporten van het NFI vastgesteld dat er andere netto hoeveelheden cocaïne en heroïne in de auto zijn aangetroffen dan aan verdachte ten laste zijn gelegd. Aan de hand van de NFI-rapporten heeft de rechtbank vastgesteld dat de aangeboden partij daadwerkelijk bestond uit een netto gewicht van 5360 gram cocaïne en 3320 gram heroïne. Nu er in de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 wordt uitgegaan van een kleinere hoeveelheid cocaïne - namelijk 4495 gram - dan in werkelijkheid is aangetroffen, zal de rechtbank uitgaan van de tenlastegelegde hoeveelheid en 4495 gram cocaïne bewezen verklaren. Het tenlastegelegde feit 2 gaat echter uit van een grotere hoeveelheid dan in werkelijkheid is aangetroffen. De rechtbank zal daarom ten aanzien van dat feit een hoeveelheid van 3320 gram heroïne bewezen verklaren.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van 4495 gram cocaïne en 3320 gram heroïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 31 maart 2021 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 4495 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk die cocaïne in een auto vervoerd met de bestemming Frankrijk;
feit 2
op 31 maart 2021 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 3320 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk die heroïne in een auto vervoerd met de bestemming Frankrijk.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 46 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie is bij haar strafeis uitgegaan van de uitvoer van een totale hoeveelheid van 8693 gram harddrugs.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van enig feit zou komen er een aanzienlijk lagere straf dient te volgen dan door de officier van justitie is gevorderd. Er moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een vrouw, een kind en twee banen in Frankrijk en verkeert door zijn tijd in detentie in een precaire situatie.
De raadsman heeft voorts twee uitspraken aangehaald van de rechtbank Zeeland-West-Brabant waarbij voor de invoer van achttien kilo cocaïne 30 maanden gevangenisstraf is opgelegd en voor het opzettelijk aanwezig hebben van 1498 kilo cocaïne een gevangenisstraf van drie jaar. Dit staat niet in verhouding tot de hoeveelheden en de strafeis in deze zaak. Tot slot wijst de verdediging erop dat de LOVS-oriëntatiepunten niet meer op de werkelijkheid zijn toegespitst gelet op de wetswijziging van 1 juli 2021 (Wet Straffen en Beschermen), waardoor verdachten feitelijk langer, maar ook zwaarder vastzitten. Met deze wetswijziging wordt in de LOVS-oriëntatiepunten geen rekening gehouden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer van een forse hoeveelheid cocaïne en heroïne. De rechtbank beschouwt dit als een ernstig feit. Zowel cocaïne als heroïne zijn stoffen die sterk verslavend werken en die schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Daarbij gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Bovendien is het plegen van deze delicten schadelijk voor de reputatie van Nederland in het buitenland. Verdachte kan als exporteur van de harddrugs mede medeverantwoordelijk worden gehouden voor deze gevolgen. De rechtbank rekent dit verdachte aan, ook omdat hij kennelijk vanuit financiële motieven heeft gehandeld en zich niet om deze gevolgen heeft bekommerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank gaat uit van een lagere totale bewezenverklaarde hoeveelheid van 7815 gram harddrugs (4495 gram cocaïne en 3320 gram heroïne) dan de officier van justitie. Het uitgangspunt voor de uitvoer van een dergelijke hoeveelheid is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 tot 44 maanden. Indien er sprake is van een georganiseerd verband lopen de gevangenisstraffen op naar 51 tot 54 maanden. Hoewel de geraffineerdheid van het transport van de harddrugs - in een verborgen ruimte in de auto - kan duiden op een georganiseerd verband, zal de rechtbank hier in het voordeel van verdachte bij de bepaling van de straf niet vanuit gaan.
Verdachte heeft ter zitting geen openheid van zaken gegeven over de tenlastegelegde feiten noch over zijn beweegredenen, zodat de rechtbank daar bij de strafbepaling geen rekening mee kan houden. De rechtbank zal, net als de officier van justitie, meewegen dat verdachte slechts de vervoerder is geweest.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Het inbeslaggenomen voertuig beschikt over een verborgen ruimte en is daarmee vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voertuig de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de tenlastegelegde feiten bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging t.a.v. feit 1 en feit 2
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Personenauto met kenteken [kenteken] (Volkswagen, chassisnummer [nummer] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 oktober 2021.