In deze zaak heeft eiseres, een eigenrisicodrager, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 31 maart 2020, dat betrekking heeft op de toekenning van een voorschot op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aan haar ex-werknemer. De rechtbank heeft op 29 september 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres betwist de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, die per 1 augustus 2018 als uitzendkracht in dienst was en zich op 6 september 2019 ziekmeldde. Eiseres stelt dat de werknemer op 28 juli 2019 in goede gezondheid uit dienst is gegaan en dat hij zich te laat ziek heeft gemeld, waardoor zij geen re-integratietraject heeft kunnen starten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op goede gronden heeft geconcludeerd dat de werknemer per 1 augustus 2019 arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en voldoende heeft gemotiveerd dat de werknemer op medische gronden ongeschikt was voor zijn arbeid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de werknemer recht heeft op een ZW-uitkering, ondanks de bezwaren van eiseres. De beroepsgrond van eiseres dat de (hogere) ZW-premie niet aan haar kan worden toegerekend, valt buiten de omvang van het geding.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.