ECLI:NL:RBZWB:2021:5003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
BRE 20/7772
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde aanmaningskosten door invorderingsambtenaar in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 oktober 2021, ging het om een geschil tussen een belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanmaningskosten met betrekking tot de aanslag gemeentelijke heffingen. De invorderingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de zitting op 2 september 2021 in Breda was de belanghebbende niet verschenen, maar de rechtbank oordeelde dat de uitnodiging om te verschijnen op juiste wijze was verzonden.

De rechtbank onderzocht of de aanmaningskosten terecht waren opgelegd. De invorderingsambtenaar verklaarde dat de belanghebbende op 7 april 2020 een verzoek tot kwijtschelding had ingediend, maar dat deze brief niet was gezien. Had de invorderingsambtenaar de brief wel ontvangen, dan zou de invordering zijn stopgezet en zou er geen aanmaning zijn verzonden. De rechtbank concludeerde dat de aanmaningskosten ten onrechte in rekening waren gebracht.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de beschikking aanmaningskosten, en gelastte dat de invorderingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 vergoedt. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat niet was aangetoond dat de belanghebbende kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7772
uitspraak van 4 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats] , belanghebbende,
en
De invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
de invorderingsambtenaar.

1.Procesverloop

De invorderingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar met dagtekening 10 juni 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanmaningskosten met betrekking tot de aanslag gemeentelijke heffingen, met aanslagnummer [aanslagnummer] , ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een aanvulling op zijn beroepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2021 te Breda . Aldaar is verschenen en gehoord, namens de invorderingsambtenaar, [invorderingsambtenaar] .
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 8 juli 2021 aan belanghebbende op het adres [adres] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 13 juli 2021 door belanghebbende is afgehaald bij een PostNL-punt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

2.Gronden

2.1.
Tussen partijen was in geschil of de invorderingsambtenaar aan belanghebbende terecht aanmaningskosten in rekening heeft gebracht vanwege het niet/niet-tijdig betalen van de aanslag gemeentelijke heffingen.
2.2.
Ter zitting heeft de invorderingsambtenaar echter – kortgezegd – het volgende verklaard. Belanghebbende heeft op 7 april 2020 een verzoek tot kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen ingediend. De invorderingsambtenaar heeft die brief niet gezien. Indien de invorderingsambtenaar de brief wel had gezien dan was de invordering direct stopgezet en zou er op 25 mei 2020 geen aanmaning zijn verzonden.
2.3.
Gelet op het vorenstaande is tussen partijen niet langer in geschil dat de invorderingsambtenaar aan belanghebbende ten onrechte aanmaningskosten in rekening heeft gebracht. De rechtbank zal het beroep van belanghebbende daarom gegrond verklaren en de uitspraak op bezwaar en de beschikking aanmaningskosten vernietigen. Belanghebbende heeft tevens recht op vergoeding van het door hem betaalde griffierecht.
2.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de beschikking aanmaningskosten;
  • gelast dat de invorderingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van drs. L. Mattijssen, griffier, op 4 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak De rechter,
mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.