ECLI:NL:RBZWB:2021:5002

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
BRE 20/5142
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingrechtelijke procedure

Op 4 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. De zaak, geregistreerd onder nummer BRE 20/5142, betreft een verzoek van belanghebbende, gevestigd te [plaats], aan de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats]. Het verzoek is gedaan op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met de intrekking van het beroep tegen de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van een pand aan de [adres] te [plaats].

De rechtbank heeft in haar oordeel aangegeven dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is indien de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende geen kosten heeft opgegeven die onder de vergoedbare kosten vallen zoals genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten die in aanmerking komen zijn onder andere kosten van rechtsbijstand, getuigen, deskundigen, en reis- en verblijfkosten.

Belanghebbende heeft wel € 354 aan griffierecht betaald, maar de wet biedt geen mogelijkheid om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van dit griffierecht in deze procedure. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/5142
uitspraak van 4 oktober 2021 als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , de heffingsambtenaar.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep betreffende de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het pand aan de [adres] te [plaats] .
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 13 augustus 2021 gereageerd op het verzoek van belanghebbende.

Oordeel over het verzoek

De rechtbank kan de heffingsambtenaar in de proceskosten veroordelen, indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen (artikel 8:75a van de Awb).
De rechtbank merkt op dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is voor kosten die worden genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het gaat om de volgende kosten:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende,
d. verletkosten van een partij of een belanghebbende,
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken,
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
Het verzoek om vergoeding van kosten wordt afgewezen omdat belanghebbende geen kosten heeft gesteld die vallen onder de kosten die die vergoed kunnen worden.
Belanghebbende heeft € 354 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedure de heffingsambtenaar te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De heffingsambtenaar moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van drs. L. Mattijssen, griffier, op 4 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak De rechter,
mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.