ECLI:NL:RBZWB:2021:4991

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3734 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag overbruggingsregeling TOZO door voorzieningenrechter

Op 1 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Verzoekers hadden beroep ingesteld tegen het besluit van 21 juli 2021, waarin hun aanvraag voor een overbruggingsregeling op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) was afgewezen. Tevens vroegen zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege kon blijven. De aanvraag van verzoekers was eerder op 6 mei 2021 afgewezen, en zij stelden dat hun financiële omstandigheden een spoedeisend belang opleverden. Echter, verzoekers hebben niet gereageerd op een verzoek van de griffier om hun financiële situatie te onderbouwen, waardoor onvoldoende bewijs werd geleverd voor het spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de voorlopige voorzieningenprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij spoedeisendheid een belangrijke rol speelt. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3734 TOZO VV

uitspraak van 1 oktober 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[namen verzoekers], verzoekers,

gemachtigde: UnitedLegal,
en

het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 21 juli 2021 van het Werkplein (bestreden besluit) inzake de afwijzing van hun aanvraag voor een overbruggingsregeling op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO). Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Bij besluit van 6 mei 2021 is de aanvraag van verzoekers voor een overbruggingsregeling op grond van de TOZO afgewezen.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dat verzoek is afgewezen bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 1 juni 2021, zaaknummer BRE 21/2102 TOZO.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van verzoekers door het Werkplein ongegrond verklaard.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
4. Uit het verzoekschrift kan worden afgeleid dat de financiële omstandigheden van verzoekers mogelijk een spoedeisend belang opleveren, nu zij stellen dat zij hun huurwoning zijn kwijtgeraakt en zij voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op naasten en familie. Bij brief van 13 september 2021 heeft de griffier verzoekers daarom (onder meer) verzocht om binnen één week te onderbouwen waarom zij in zodanige omstandigheden verkeren dat niet kan worden verlangd dat de uitkomst van de beroepsprocedure wordt afgewacht. Daarbij is gevraagd om in ieder geval een overzicht van hun inkomsten, vaste lasten, spaargelden of andere vermogensbestanddelen over te leggen. Verzoekers hebben niet gereageerd op deze brief. Nu verzoekers (helemaal) geen inzicht in hun financiële situatie hebben gegeven, is onvoldoende gebleken dat er sprake is van een spoedeisend belang. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 1 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.