ECLI:NL:RBZWB:2021:4990

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
02-271955-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling en vernieling van voertuigen met vrijspraak voor poging tot zware mishandeling

Op 4 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder schuldheling van een gestolen auto, vernieling van voertuigen en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de zitting gedetineerd in de PI Vught. Tijdens de zitting op 20 september 2021 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging besproken. De tenlastelegging werd ter zitting gewijzigd, en de rechtbank behandelde de feiten die zich op 28 oktober 2020 in Breda hadden voorgedaan. De verdachte had een gestolen Fiat Panda geheeld en was betrokken bij een aanrijding met een stilstaand politievoertuig, waarbij hij de schade aan beide voertuigen had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en sprak de verdachte van dat feit vrij. Echter, de rechtbank achtte de schuldheling en de vernielingen wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 195 dagen, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet in voldoende verband stond met de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-271955-20
vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren op [Geboortedag] 1980, te [Geboorteplaats- en Land]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de PI Vught, Lunettenlaan 501, Vught,
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 september 2021, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is ter zitting gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 28 oktober 2020 te Breda, een personenauto (Fiat Panda [Kenteken 1] ), heeft geheeld;
feit 2:op 28 oktober 2020 te Breda heeft geprobeerd een persoon zwaar lichamelijk toe te brengen door met zijn eigen auto tegen de auto aan te rijden waar deze persoon in zat;
feit 3:op 28 oktober 2020 te Breda een Volkswagen Golf met kenteken [Kenteken 2] heeft vernield dan wel beschadigd;
feit 4:op 28 oktober 2020 te Breda een personenauto Fiat Panda met kenteken [Kenteken 1] heeft vernield dan wel beschadigd;
feit 5:in de periode van 17 oktober 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Breda een zwarte herenfiets heeft geheeld;
feit 6:in de periode van 12 tot en met 13 oktober 2020 in Breda uit een woning een autosleutel van een Volkswagen Passat met kenteken [Kenteken 3] , (huis)sleutels en een portemonnee heeft gestolen, dan wel dat hij een sleutelbos heeft geheeld.
feit 7:in de periode van 12 tot en met 13 oktober 2020 te Breda een Volkswagen Passat met kenteken [Kenteken 3] heeft gestolen door een gestolen autosleutel te gebruiken, dan wel dat hij deze auto heeft geheeld.
feit 8:in de periode van 16 september 2020 tot en met 28 oktober 2020 in Breda uit een woning een werktas met zonnebril en huissleutels heeft gestolen, dan wel dat hij deze spullen heeft geheeld.
feit 9: in de periode van 15 tot en met 17 september 2020 te Breda uit een woning autosleutels heeft gestolen van een Ford Fiësta met kenteken [Kenteken 4] ;
feit 10:in de periode van 15 tot en met 17 september 2020 te Breda een Ford Fiësta met kenteken [Kenteken 4] heeft gestolen door gestolen autosleutels te gebruiken, dan wel dat hij deze auto heeft geheeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde onder de feiten 6, 8 en 10 en tot integrale vrijspraak van de feit 7 en 9.
Feit 1acht zij wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [Naam 1] en de processen-verbaal van de politie ten aanzien van de herkenning van verdachte aan de hand van de beelden. De
feiten 2, 3 en 4acht zij wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte van [Naam 2] , de geneeskundige verklaring en de processen-verbaal van de overige verbalisanten (ook met betrekking tot de activering(snelheid) van de airbag), alsmede de vastgestelde schade aan de auto door de politie.
Feit 5acht zij wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [Naam 3] en de processen-verbaal van bevindingen. De officier van justitie acht
feit 6in de subsidiaire variant wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [Naam 4] namens [Naam 5] , het aantreffen van de sleutels bij verdachte tijdens zijn fouillering en de herkenning van de sleutelhanger door aangever.
Feit 8acht zij in de subsidiaire variant wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte [Naam 6] , het aantreffen van sleutels en een zonnebril tijdens de fouillering van verdachte en de herkenning van aangeefster van deze goederen.
Feit 10acht zij in de subsidiaire variant wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [Naam 7] , het proces-verbaal inzake het aantreffen van de auto in Roosendaal, de verklaring van getuige [Naam 8] en de match met het DNA-profiel van verdachte in de gestolen auto.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder feit 8 ten aanzien van de heling van de sleutelbos gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging is van mening dat de rechtbank voor de overige tenlastegelegde feiten niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Ten aanzien van
feit 1is betoogd dat verdachte niet wist dat de door hem geleende Fiat Panda gestolen was. Hij heeft de auto slechts geleend van een neef van een vriend. Er waren, bijvoorbeeld in de auto, ook geen aanwijzingen op basis waarvan verdachte had moeten vermoeden dat de auto gestolen was. Volgens de verdediging kan sprake zijn geweest van een alternatief scenario, namelijk de mogelijkheid dat de auto is weggenomen door de kleindochter van aangever en haar vriend en dat deze vriend de neef van de vriend van verdachte was. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. De raadsman heeft ten aanzien van dit feit verzocht om getuigen, [Naam 1] en [Naam 9] , te mogen horen, mocht de rechtbank niet tot het oordeel komen dat vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van
feit 2is betoogd dat het onderzoek naar de aanrijding gemankeerd is. Ten onrechte heeft er geen degelijke verkeersongevallenanalyse of onderzoek door de Rijksrecherche plaatsgevonden. De daadwerkelijke situatie waarin de aanrijding heeft plaatsgevonden, is daarom niet vast komen te staan en kan, bij gebrek aan bruikbare informatie over de exacte toedracht van het ongeval, ook niet uit het procesdossier worden afgeleid. Door de verdediging wordt daarnaast betwist dat de auto van aangever stil stond. Verdachte heeft gesteld dat er op hem is ingereden. Dit scenario wordt niet uitgesloten door de beschikbare informatie in het procesdossier. Verdachte is in ieder geval niet doelbewust op de verbalisant ingereden, noch is er sprake van voorwaardelijk opzet. In dat verband is betoogd dat, gelet op de situatieschets in het procesdossier, niet ondubbelzinnig kan worden geconcludeerd dat verdachte aangever, die schuin achter een andere auto stond, überhaupt heeft gezien. Ten slotte is de vraag of aangever zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen door het handelen van verdachte. Aangezien verdachte eerst moest uitwijken, kan hij nooit meer veel snelheid hebben gemaakt. Dit blijkt ook uit de geringe schade aan het voertuig waarin verdachte reed.
Ten aanzien van
feiten 3 en 4is betoogd dat het vereiste opzet op de vernieling ontbreekt. Om die reden dient verdachte van deze feiten te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van
feit 5is betoogd dat verdachte niet wist dat de fiets waarop hij reed van misdrijf afkomstig was. Er waren geen aanwijzingen dat de fiets was gestolen. Daarom dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van
feit 6is betoogd dat voor de primair tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal vrijspraak moet volgen. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde heling is betoogd dat deze niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat niet duidelijk is waar de goederen in beslag zijn genomen. Om die reden dient vrijspraak te volgen.
Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat verdachte van
feit 7integraal dient te worden vrijgesproken. Er is DNA van een andere persoon in de auto aangetroffen.
Voor de primair tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal onder
feit 8is geen bewijs. Voor de subsidiair tenlastegelegde heling van de zonnebril is ook geen bewijs nu verdachte heeft verklaard dat de bril van hem is. Voor het overige subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat verdachte van
feit 9integraal dient te worden vrijgesproken nu er geen bewijs is dat verdachte de autosleutels heeft gestolen.
Ten aanzien van
feit 10is betoogd dat voor de primair tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal vrijspraak moet volgen nu verdachte niet kan worden gelinkt aan de diefstal van de Ford Fiësta. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde heling is betoogd dat het enkel aantreffen van DNA onvoldoende is om wettig en overtuigend bewijs aan te nemen. Het DNA van verdachte dat is aangetroffen in de auto, kan daar ook als sleepspoor terecht zijn gekomen. Om die reden dient vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in een gestolen auto heeft gereden. Om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde (schuld)heling te kunnen komen, dient in voldoende mate vast te staan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto door een misdrijf was verkregen. Uit de stukken blijkt niet dat verdachte wist dat de auto een criminele herkomst had, zodat opzetheling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Anders dan de verdediging is de rechtbank wel van oordeel dat verdachte op zijn minst redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Uitgaande van de omstandigheden zoals door verdachte zelf geschetst, namelijk dat hij de auto van een hem onbekende neef van een vriend heeft geleend, lag het op zijn weg om door te vragen naar de herkomst, althans het rechtmatig bezit, van de auto. Juist omdat het zeer ongebruikelijk is dat een auto door iemand zo maar wordt meegegeven aan een voor hem of haar min of meer onbekende persoon, had verdachte bijvoorbeeld de autopapieren moeten controleren op de juiste tenaamstelling. Nu verdachte dit heeft nagelaten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van voornoemde personenauto.
Het verzoek om getuigen te horen over het mogelijk uitlenen van de auto is niet ter zake doende. Verdachte wordt immers de heling van de gestolen auto verweten en niet de diefstal daarvan. Of de auto is uitgeleend en door wie dat is gebeurd, is voor de beoordeling of de heling van die auto wettig en overtuigend kan worden bewezen, niet relevant. Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging wordt om die reden afgewezen.
Feiten 2, 3 en 4
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 2, 3 en 4 omdat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of op het vernielen van de betrokken auto’s.
De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat zij het onderzoek naar de aanrijding weliswaar beperkt acht, maar niet zodanig gebrekkig, dat de resultaten ervan onbetrouwbaar zijn of niet voor het bewijs zouden mogen worden gebezigd. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan de verklaringen van de verschillende verbalisanten te twijfelen dat het politievoertuig stilstond op het moment dat verdachte hier tegenaan reed. Niet alleen wordt dit door meerdere verbalisanten op ambtseed dan wel -belofte gerelateerd, maar ook de bestuurder van de Volkswagen heeft dit verklaard.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verweer van de verdediging uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte reed in een Fiat Panda (met kenteken [Kenteken 1] ) een smalle doodlopende straat in en keerde om op het moment dat hij twee personen zag staan. Verdachte vermeerderde vervolgens zijn snelheid teneinde van deze personen weg te rijden. Verdachte was op dat moment, naar eigen zeggen, enkel bezig met de twee mensen die hij in zijn binnenspiegel zag. Hij heeft zijn weg daarna slingerend vervolgd en is uitgeweken voor een schuin geparkeerd dienstvoertuig van de politie. Verdachte is vervolgens deels met de auto op de aangrenzende stoep terechtgekomen. Vrijwel direct nadat verdachte uitweek, is hij in aanrijding gekomen met de Volkswagen Golf (met kenteken [Kenteken 2] ) van verbalisant [Naam 2] die achter het dienstvoertuig van zijn collega stond geparkeerd om de weg te versperren. Verdachte reed op het moment van de aanrijding ongeveer 30 à 40 kilometer per uur.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de processtukken niet worden afgeleid dat verdachte doelbewust op het stilstaande politievoertuig is ingereden. Vol opzet op het willen toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan daarom niet bewezen worden verklaard. De vraag die dan aan de orde is, is of voorwaardelijk opzet kan worden bewezen, zoals door de officier van justitie is betoogd. De rechtbank overweegt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – kan worden aangenomen indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat het met een personenauto met een snelheid van ten hoogste 40 kilometer per uur tegen een andere auto aanrijden die stilstaat en waarin zich een persoon bevindt, zonder aanvullende feiten en omstandigheden niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich brengt. Weliswaar is er een kans dat de inzittende van de stilstaande auto in een dergelijk geval zwaar lichamelijk letsel oploopt, maar die kans is naar algemene ervaringsregels niet aanmerkelijk te achten, zeker niet als in beschouwing wordt genomen dat moderne auto’s aan diverse veiligheidsnormen moeten voldoen en van een kooiconstructie zijn voorzien voor inzittenden. Nu niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met het voor het onder feit 2 ten laste gelegde vereiste opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 oktober 2020 te Breda heeft geprobeerd een politieagent zwaar lichamelijk toe te brengen (
feit 2). Zij zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van de tenlastegelegde vernielingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zowel de auto waarin hij zelf reed, als het voertuig van de politie waarmee hij in aanrijding is gekomen, opzettelijk heeft beschadigd dan wel heeft vernield. Gelet op de hiervoor beschreven handelingen van verdachte waarbij hij in een nauwe straat met een behoorlijke snelheid langs een ander voertuig heeft proberen te manoeuvreren dat zodanig stond opgesteld dat het verdachte de mogelijkheid wilden ontnemen om verder te kunnen rijden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een botsing of aanrijding zou veroorzaken waardoor schade aan voertuigen zou ontstaan, waaronder de auto waarin verdachte zelf reed. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 oktober 2020 te Breda een Fiat Panda met kenteken [Kenteken 1] heeft beschadigd en een Volkswagen Golf met kenteken [Kenteken 2] heeft vernield (
feiten 3 en 4).
Feit 5
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 17 oktober 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Breda een zwarte herenfiets (merk HEIN) heeft geheeld. Enkel de aangifte van de diefstal van een fiets en de omstandigheid dat verdachte tien dagen later al fietsend op die fiets is herkend, is onvoldoende om vast te stellen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten weten dat die fiets van diefstal afkomstig was. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feiten 6 en 7
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de onder
feit 6 primairtenlastegelegde diefstal van diverse goederen uit een woning gelegen aan [Straatnaam 1] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De subsidiair tenlastegelegde opzetheling van de (huis)sleutels acht zij wel wettig en overtuigend bewezen. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de bij de woninginbraak buitgemaakte sleutels voorhanden heeft gehad. Deze sleutels zijn tijdens een fouillering onder verdachte aangetroffen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de sleutels bij verdachte zelf en niet in de auto zijn aangetroffen en daardoor in de feitelijke beschikkingsmacht van verdachte waren. Verdachte heeft voor de aanwezigheid van de sleutels geen aannemelijke verklaring gegeven, terwijl de situatie daar wel om vroeg. De rechtbank kent daarbij gewicht toe aan het feit dat de sleutels een aantal dagen daarvoor waren gestolen en dat sleutels van een woning van een derde geen goederen zijn die doorgaans door iemand van iemand anders worden geleend of gekocht voor eigen gebruik. Verdachte heeft de (huis)sleutels voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank acht gelet hierop wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 12 oktober 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Breda de betreffende sleutelbos heeft geheeld (
feit 6 subsidiair).
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat voor zowel de diefstal van de Volkswagen Passat met kenteken [Kenteken 3] , als de subsidiair tenlastegelegde heling daarvan, wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zodat de verdachte hiervan (
feit 7) zal worden vrijgesproken.
Feit 8
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de onder
feit 8 primairtenlastegelegde gekwalificeerde diefstal van een werktas met zonnebril en huissleutels, afkomstig uit een woning aan [Straatnaam 2] , niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De subsidiair tenlastegelegde opzetheling van deze goederen acht zij wel wettig en overtuigend bewezen. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de bij een woninginbraak buitgemaakte goederen voorhanden heeft gehad, te weten sleutels en een zonnebril (merk Rayban). Beide goederen zijn tijdens een fouillering onder verdachte aangetroffen. Verdachte heeft voor de aanwezigheid van de goederen geen adequate verklaring kunnen geven, terwijl het aantreffen hiervan bij verdachte, zeker nu deze van diefstal afkomstig zijn, daar wel om vraagt. De enkele verklaring dat de zonnebril van verdachte zelf is, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De zonnebril is immers later door aangeefster herkend en de zonnebril is samen met de gestolen sleutels onder verdachte aangetroffen. Voor dit laatste heeft verdachte helemaal geen verklaring gegeven.
Verdachte heeft de huissleutels en de zonnebril voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode tussen 16 september 2020 en 28 oktober 2020 te Breda de betreffende sleutelbos heeft geheeld (
feit 8 subsidiair).
Feiten 9 en 10
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat voor de diefstal van de autosleutels van de Ford Fiësta met kenteken [Kenteken 4] (
feit 9), wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder
feit 10 primairtenlastegelegde diefstal van een Ford Fiësta met kenteken [Kenteken 4] is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De subsidiair tenlastegelegde heling van de Ford Fiësta met kenteken [Kenteken 4] acht zij wel wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de auto is aangetroffen nabij het adres van de kinderen en ex-partner van verdachte. Van die locatie heeft de politie camerabeelden bekeken. Daarop is een witte Ford Fiësta te zien en een persoon die aan het signalement van verdachte voldoet. In de auto zijn biologische sporen aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met dat van verdachte. De door de verdediging geopperde hypothese dat een sleepspoor verantwoordelijk kan zijn voor de match, acht de rechtbank, zonder nadere verklaring van verdachte, niet aannemelijk. De rechtbank ziet zich in dat oordeel gesterkt door het feit dat verdachte voldoet aan het signalement van de persoon die op de camerabeelden wordt gezien.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte de auto voorhanden heeft gehad. Aangezien verdachte over dit feit niets heeft willen verklaren, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte geen nader onderzoek heeft verricht naar de herkomst van de auto en naar de autopapieren of de tenaamstelling van de auto heeft gevraagd. Verdachte heeft daarmee op zijn minst met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid gehandeld. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode tussen 15 september 2020 en 8 oktober 2020 te Roosendaal een Ford Fiësta met kenteken [Kenteken 4] heeft geheeld (
feit 10 subsidiair).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht, met inachtneming van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1hijop
of omstreeks28 oktober 2020 te Breda
,een personenauto (Fiat Panda [Kenteken 1] ),
althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
; ( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )Feit 3hijop
of omstreeks28 oktober 2020 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een
politievoertuig (merk: Volkswagen, type: Golf, kenteken: [Kenteken 2]
), in elk geval enig goed,dat
die geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt; ( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 4hijop
of omstreeks28 oktober 2020 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Fiat Panda, kenteken [Kenteken 1]
,in elk geval enig goed, datdie
geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan
[Naam 10]toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt; ( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )Feit 6 subsidiairhijin
of omstreeksde periode van 12 oktober 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Breda
, althans in Nederland, een sleutelbos (afkomstig uit een woning gelegen aan [Straatnaam 1] ),
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof
; ( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )Feit 8
subsidiairhijin
of omstreeksde periode van 16 september 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Breda
, althans in Nederland,een sleutelbos en
/ofeen Rayban zonnebril (afkomstig uit een woning gelegen aan [Straatnaam 2]
, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )Feit 10 subsidiairhijin
of omstreeksde periode van 15 september 2020 tot en met 08 oktober 2020 te
Breda en/ofRoosendaal
, althans in Nederland,een voertuig (Ford Fiësta met kenteken [Kenteken 4] ),
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest. Voor feit 2 vordert zij aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 18 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de landelijke oriëntatiepunten, waaruit volgt dat voor een heling normaliter 20 tot 30 uur taakstraf wordt opgelegd. Een langere gevangenisstraf dan verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, is daarom absoluut niet aan de orde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft als bestuurder in een auto gereden, terwijl hij ten minste had moeten vermoeden dat die auto van misdrijf afkomstig was. Met die auto heeft verdachte vervolgens in een poging om aan de politie te ontkomen zodanig onvoorzichtig gereden dat hij tegen een stilstaand dienstvoertuig van de politie is aangereden. Daarbij is niet alleen de geheelde auto waarin hij reed zwaar beschadigd, maar heeft ook het voertuig van de politie flinke schade opgelopen, zodanig dat die auto total loss is verklaard. Verdachte heeft de eigenaren van de auto’s daardoor met forse materiële schade opgescheept en hen veel last bezorgd.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan de schuldheling van een andere auto, waarvan hij net zo goed had moeten vermoeden dat die auto van misdrijf afkomstig was.
Daarnaast heeft verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan opzetheling door goederen onder zich te hebben die van diefstal afkomstig waren, te weten twee sleutelbossen en een zonnebril. Voor de eigenaren van de gestolen goederen is het ontzettend onaangenaam om te leven met de wetenschap dat, nadat een vreemde in hun woning is geweest en er persoonlijke bezittingen zijn meegenomen, deze spullen een onbekende bestemming hebben gekregen bij een volstrekt willekeurig persoon. Met het voorhanden hebben van de gestolen auto’s en sleutels heeft verdachte aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom. Daar komt bij dat de heler bijdraagt aan de handel in gestolen goederen en daarmee aan het stimuleren van diefstallen. Het handelen van verdachte kan, te meer gelet op zijn strafblad, niet anders worden opgevat dan volstrekt onverschillig ten aanzien van deze gevolgen.
Uit een uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte van 11 juni 2021 blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. Er is daarom sprake van relevante recidive. De rechtbank tilt er zwaar aan dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd slechts een jaar nadat hij een aan hem opgelegde gevangenisstraf van twee jaren heeft uitgezeten voor schuldheling en gekwalificeerde diefstallen.
Gelet op de aard en ernst van de feiten in samenhang met het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat met niets anders kan worden volstaan dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Naast wat hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 195 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij
[Naam 2]vordert een schadevergoeding van
€ 543,00voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij
[Naam 4]vordert een schadevergoeding van
€ 300,00voor de feiten 6 en 7.
Verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan, te weten de inbraak in de woning van benadeelde en diefstal van goederen. Verdachte is enkel veroordeeld voor de heling van goederen. Er is daarom geen sprake van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu de schade niet in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte staat, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij
[Naam 5]vordert een schadevergoeding van
€ 490,00voor feit 6.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, te weten de inbraak in de woning van benadeelde en diefstal van goederen. Verdachte is enkel veroordeeld voor de heling van goederen. Er is daarom geen sprake van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu de schade niet in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte staat, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8.2
De teruggave aan [Naam 6]
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [Naam 6] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55, 57, 350, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 2, feit 5, feit 6 primair, feit 7, feit 8 primair, feit 9 en feit 10 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:schuldheling;
eendaadse samenloop van:
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
en
feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 6 subsidiair:opzetheling;
feit 8 subsidiair:opzetheling;
feit 10 subsidiair:schuldheling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 195 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
twee paar sportschoenen (goednummers PL2000-2020284275-2262350 en PL2000-2020284275-2262352);
- gelast de teruggave aan [Naam 6] , [Straatnaam 2] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een zonnebril Ray Ban (goednummer PL2000-2020285480-2262353);
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [Naam 2] , [Naam 4] en [Naam 5] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. R. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 oktober 2021.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.