ECLI:NL:RBZWB:2021:4938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10183
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag tegemoetkoming NOW

Op 30 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiser had op 11 december 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van 9 november 2020, waarin zijn aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de NOW-regeling was afgewezen. De rechtbank constateerde dat de eiser in zijn beroepschrift geen gronden van beroep had vermeld, wat in strijd is met de verplichtingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De griffier heeft de eiser herhaaldelijk gewezen op deze tekortkoming en hem de gelegenheid geboden om het verzuim te herstellen. Ondanks een verzoek van de eiser om uitstel voor het indienen van nadere gronden, heeft de rechtbank vastgesteld dat de gestelde termijn was verstreken zonder dat de gronden van beroep waren overgelegd. Hierdoor was het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft op basis van de artikelen 6:5, 6:6 en 8:54 van de Awb besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak is gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier S.A. de Roo, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10183 NOW

uitspraak van 30 september 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] ., te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 11 december 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 9 november 2020 (bestreden besluit) van verweerder betreffende de afwijzing van de aanvraag voor een tegemoetkoming NOW.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden. De rechtbank stelt vast dat eiser in het beroepschrift geen gronden van beroep heeft vermeld.
2. De griffier heeft eiser bij brief van 18 december 2020 erop gewezen dat hij niet had voldaan aan deze verplichting en heeft daarbij de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen binnen de in de brief gestelde termijn van vier weken na verzending van de brief. Bij aangetekende brief van 23 februari 2021 is aan eiser medegedeeld dat op het eerdere verzoek om de gronden van beroep geen reactie is ontvangen. Eiser is voorts verzocht om binnen vier weken na verzending van deze brief als nog de gronden van beroep toe te sturen. Eiser is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
3. Op 19 maart 2021 heeft eiser de rechtbank verzocht twee weken uitstel te verlenen voor het indienen van nadere gronden. De griffier heeft eiser bij brief van 25 maart 2021 uitstel van twee weken voor het indienen van nadere gronden verleend.
4. De rechtbank constateert dat de gestelde termijn is verstreken zonder dat de gronden van het beroep zijn overgelegd. Ook buiten de gestelde termijn heeft de rechtbank tot op heden de gronden van beroep niet ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, 6:6, aanhef en onder a, en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 30 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb luidt als volgt:
Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb luidt als volgt:
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan die niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.