ECLI:NL:RBZWB:2021:4937

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3027 PKV VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.H.E.M. Berendse – de Gruijl, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, waarbij zijn bijstandsuitkering met 100% was verlaagd voor de duur van twee maanden. Na een wijziging van het besluit op 30 juli 2021, waarbij de maatregel werd gematigd naar 25% van het benadelingsbedrag, trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg hij wel om een proceskostenvergoeding.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, vastgesteld dat het bestuursorgaan gedeeltelijk aan verzoeker tegemoet is gekomen. Dit leidde tot de conclusie dat er aanleiding was om verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoeker had gemaakt. De kosten werden vastgesteld op € 748,- voor de rechtsbijstand, en daarnaast werd verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3027 PW VV
uitspraak van 1 oktober 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. L.H.E.M. Berendse – de Gruijl,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 juni 2021 (bestreden besluit) van verweerder. In dat besluit is de bijstandsuitkering bij wijze van maatregel verlaagd met 100% voor de duur van de twee maanden. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 30 juli 2021 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat de opgelegde maatregel op grond van artikel 18, tiende lid, van de Participatiewet is gematigd naar 25% van het benadelingsbedrag. Verweerder heeft aan verzoeker een proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten gemaakt in bezwaar.
Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het besluit van 30 juli 2021 dat verweerder in ieder geval gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Verweerder heeft immers besloten de opgelegde maatregel te verlagen. Dat de matiging enkel en alleen is gelegen in de bijzondere omstandigheden van verzoeker en niet in het ontbreken van verwijtbaar gedrag maakt niet, zoals verweerder aanvoert, dat er geen reden zou zijn voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).
3. Nu verweerder gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding om verweerder tevens te veroordelen tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 1 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.