ECLI:NL:RBZWB:2021:4883

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
C/02/372784 / HA ZA 20-305
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening in civiele procedure tussen AVRA BV en SPIE NEDERLAND BV

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2021 uitspraak gedaan in de zaak tussen AVRA BV, eiseres, en SPIE NEDERLAND BV, gedaagde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisende partij, AVRA BV, voldoende heeft aangetoond dat er opdracht is gegeven voor de twee betwiste facturen, met nummers 243 en 187. De vordering van AVRA BV wordt toegewezen, waarbij de rechtbank voorbijgaat aan het verrekeningsverweer van SPIE NEDERLAND BV, waarover eerder in een tussenvonnis is geoordeeld.

De procedure is gestart met een tussenvonnis van 10 maart 2021, waarin AVRA BV de gelegenheid kreeg om duidelijkheid te geven over de facturen en de bijbehorende inkooporders. AVRA BV heeft de facturen en de relevante documenten overgelegd, waaruit blijkt dat SPIE NEDERLAND BV de verschuldigdheid van de facturen erkent. De rechtbank heeft vastgesteld dat SPIE NEDERLAND BV een bedrag van € 381.955,75 verschuldigd is aan AVRA BV, na erkenning van een eerdere betaling van € 249.980,25.

De rechtbank heeft ook de wettelijke handelsrente toegewezen over het verschuldigde bedrag en de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld. SPIE NEDERLAND BV is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van AVRA BV zijn begroot op € 11.696,60. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en openbaar uitgesproken op 29 september 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/372784 / HA ZA 20-305
Vonnis van 29 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AVRA BV,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. D.R.D. van Lenningh te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPIE NEDERLAND BV,
gevestigd te Breda,
gedaagde,
advocaat mr. M.A. Smals te Breda.
Partijen zullen hierna Avra en Spie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte na tussenvonnis van Avra met producties;
  • de antwoordakte na tussenvonnis van Spie met producties;
  • de akte van Avra van 7 juli 2021;
  • de antwoordakte van Spie van 4 augustus 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 10 maart 2021 is Avra in de gelegenheid gesteld om over de factuurnummers 243 en 187 duidelijkheid te geven door overlegging van de facturen en de daaraan ten grondslag liggende inkooporders.
2.2.
Avra heeft bij akte de facturen met nummers 243 en 187 overgelegd en de daaraan ten grondslag liggende orders. Verder heeft Avra een e-mail overgelegd van 2 februari 2021 waarin Spie reageert op de toegezonden facturen en inkooporders. Spie deelt in die e-mail mede dat factuur 243 met het bedrag van € 7.090,50 akkoord is en wordt verwerkt alsmede dat factuur 187 voor een bedrag van € 3.657,50 wordt verwerkt.
2.3.
Spie erkent bij antwoordakte de verschuldigdheid van de beide facturen, zodat de rechtbank uitgaat van een door Spie verschuldigd bedrag van € 381.955,75. Spie voert bij antwoordakte aan dat het onbegrijpelijk is waarom de rechtbank in het tussenvonnis van 10 maart 2021 uit is gegaan van een vordering van € 404.809,25 omdat productie 10 zijdens Avra enkel een debiteurenkaart is waaruit volgens haar niet valt af te leiden welke facturen nog open staan. Spie voert verder aan dat Avra gebruik maakt van het Supply Chain Finance systeem waardoor een door Avra aan de bank te betalen vergoeding in mindering is gebracht op de betalingen en de vermelde betalingen met de kosten aan de bank dienen te worden verhoogd. Spie legt bij antwoordakte als productie 14 een overzicht over van hetgeen volgens haar verschuldigd is. De rechtbank ziet evenwel geen reden om terug te komen op de eerdere beslissingen in het tussenvonnis van 10 maart 2021 ten aanzien van de vordering en hetgeen Spie in ieder geval verschuldigd is. Spie kan namelijk niet volstaan met de overlegging van een eigen overzicht dat verder niet is toegelicht en aldus een onvoldoende gemotiveerde betwisting is. Het had op de weg van Spie gelegen om concreet aan te geven wat er niet klopt aan het overzicht van Avra, hetgeen zij enkel heeft gedaan ten aanzien van de factuurnummers 243 en 187. Ook heeft Spie geen betaalbewijzen overgelegd om aan te tonen dat er meer is betaald op de facturen waarvan betaling wordt gevorderd.
2.4.
Op het door Spie verschuldigde bedrag van € 381.955,75 kan in mindering strekken de door Spie gestelde betaling van € 249.980,25 van 7 april 2021 die Avra erkent te hebben ontvangen, waardoor een bedrag van € 131.975,50 resteert. Dit bedrag is toewijsbaar. Aan het door Spie gedane beroep op verrekening met vorderingen op Avra GmbH wordt op grond van hetgeen in het tussenvonnis van 10 maart 2021 is overwogen voorbij gegaan.
2.5.
De gevorderde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119 BW zal over een bedrag van € 381.955,75 vanaf 5 april 2020 tot 7 april 2021 en over € 131.975,50 vanaf 7 april 2021 tot de dag der algehele voldoening worden toegewezen.
2.6.
Avra maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De niet weersproken buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen volgens het wettelijk tarief dat hoort bij de hoofdsom van € 381.955,75 die Spie aanvankelijk verschuldigd was na verrekening met de schade. De toe te wijzen buitengerechtelijke incassokosten komen daarmee op € 3.684,78. Dit bedrag zal worden toegewezen.
2.7.
Spie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van Avra begroot op:
- dagvaardingskosten € 92,60
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
€ 7.473,00(3 punten x € 2.491,00)
- Totaal € 11.696,60
2.8.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen als op de in het dictum vermelde wijze.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Spie om aan Avra te betalen een bedrag van € 135.660,28 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 381.955,75 vanaf 5 april 2020 tot 7 april 2021 en over € 131.975,50 vanaf 7 april 2021 tot de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt Spie in de proceskosten, aan de zijde van Avra tot op heden begroot op € 11.696,00 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover, indien niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot betaling wordt overgegaan, met ingang van de 15e dag na betekening van het vonnis;
3.3.
veroordeelt Spie in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
- € 163,00 € 163,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling
en
- € 85,00 € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021.