In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2021 uitspraak gedaan in de zaak tussen AVRA BV, eiseres, en SPIE NEDERLAND BV, gedaagde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisende partij, AVRA BV, voldoende heeft aangetoond dat er opdracht is gegeven voor de twee betwiste facturen, met nummers 243 en 187. De vordering van AVRA BV wordt toegewezen, waarbij de rechtbank voorbijgaat aan het verrekeningsverweer van SPIE NEDERLAND BV, waarover eerder in een tussenvonnis is geoordeeld.
De procedure is gestart met een tussenvonnis van 10 maart 2021, waarin AVRA BV de gelegenheid kreeg om duidelijkheid te geven over de facturen en de bijbehorende inkooporders. AVRA BV heeft de facturen en de relevante documenten overgelegd, waaruit blijkt dat SPIE NEDERLAND BV de verschuldigdheid van de facturen erkent. De rechtbank heeft vastgesteld dat SPIE NEDERLAND BV een bedrag van € 381.955,75 verschuldigd is aan AVRA BV, na erkenning van een eerdere betaling van € 249.980,25.
De rechtbank heeft ook de wettelijke handelsrente toegewezen over het verschuldigde bedrag en de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld. SPIE NEDERLAND BV is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van AVRA BV zijn begroot op € 11.696,60. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en openbaar uitgesproken op 29 september 2021.