ECLI:NL:RBZWB:2021:4860

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
C/02/389857 / HA RK 21-194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure en beoordeling van onpartijdigheid

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 21 september 2021, is het wrakingsverzoek van verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] behandeld. De verzoekers, beiden wonende te Etten-Leur en vertegenwoordigd door UnitedLegal, hebben verzocht om wraking van de leden van de wrakingskamer die hun verzoek tot wraking van mr. J.W. Ponds in behandeling heeft. De verzoekers stellen dat de wrakingskamer blijk geeft van de schijn van partijdigheid door de zitting van de wrakingskamer te plannen in de vakantieperiode van de verzoekers, zonder een redelijke onderbouwing voor deze keuze.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vooropgesteld dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid slechts kan slagen indien er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de griffier verzoekers tijdig heeft gevraagd om verhinderdata op te geven, maar dat verzoekers dit niet hebben gedaan. De beslissing om de behandeling van het wrakingsverzoek niet aan te houden is een procesbeslissing en vormt geen grond voor wraking, tenzij deze beslissing onbegrijpelijk is.

De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die wijzen op een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechters. Daarom is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard, en is besloten om een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege te laten. De behandeling van de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/389857 / HA RK 21-194
Beschikking van 21 september 2021
in de zaak van

1.[verzoeker 1],

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te Etten-Leur,
verzoekers,
gemachtigde: UnitedLegal.

1.Het procesverloop

  • het wrakingsverzoek ontvangen bij e-mail van 15 september 2021,
  • de mededelingen van mr. K.M. de Jager, mr. B.J. Duinhof en mr. R.P. Broeders dat zij niet in de wraking berusten.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoekers verzoeken wraking van de leden van de wrakingskamer die hun verzoek tot wraking van mr. J.W. Ponds in behandeling heeft. Verzoekers leggen aan hun verzoek ten grondslag dat de wrakingskamer van de schijn van partijdigheid laat blijken door het opzettelijk plannen, zonder enige steekhoudende onderbouwing, van de zitting van de wrakingskamer in de vakantie van verzoekers in plaats van op een redelijke datum vanaf 6 oktober 2021.
2.2.
Op grond van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter het uitgangspunt geldt dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een procespartij vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.4.
Uit de correspondentie voorafgaand aan het plannen van de behandeling van het wrakingsverzoek tot wraking van mr. J.W. Ponds blijkt het navolgende. Het verzoek tot wraking is gedaan bij e-mailbericht van dinsdag 31 augustus 2021. De griffier heeft verzoekers bij e-mailbericht van woensdag 1 september 2021 verzocht om verhinderdata op te geven in verband met de planning van de behandeling van het wrakingsverzoek. Daarbij heeft de griffier vermeld dat ingevolge het wrakingsprotocol van deze rechtbank bij de vaststelling van de dag van behandeling uitgangspunt is dat de behandeling binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek plaatsvindt en dat daarbij, zo lang daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de behandeling binnen voormelde termijn, zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de door de verzoekers en gewraakte rechter(s) opgegeven verhinderdata. Verzoekers hebben bij e-mailbericht van diezelfde datum meegedeeld dat zij tot 5 oktober 2021 in verband met vakantie verhinderd zijn. Bij e-mailbericht van donderdag 2 september 2021 heeft de griffier gewezen op het uitgangspunt dat een wrakingsverzoek binnen twee weken nadat het is ingediend wordt behandeld en meegedeeld dat het verzoek om aanhouding van de behandeling daarom wordt afgewezen. De griffier heeft verzoekers nogmaals, tot uiterlijk vrijdag 3 september 2021 vóór 12.00 uur, in de gelegenheid gesteld verhinderdata op te geven. Dat hebben verzoekers niet gedaan.
2.5.
De beslissing van (de voorzitter van) de wrakingskamer de behandeling van het wrakingsverzoek niet aan te houden is een procesbeslissing. Een procesbeslissing vormt geen grond voor wraking. Dit is anders indien die beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat een bij een partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Door verzoekers zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat daarvan sprake is. Er is geen sprake van een zonder enige steekhoudende onderbouwing genomen beslissing. De beslissing de behandeling niet tot na 5 oktober 2021 aan te houden is gebaseerd op de in het wrakingsprotocol van deze rechtbank gehanteerde termijn waarop een verzoek wordt behandeld. Dit is aan verzoekers meegedeeld. De door verzoekers opgegeven reden voor aanhouding is geen aanleiding om van deze termijn af te wijken. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
2.6.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.

3.De beslissing

De wrakingskamer
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond,
3.2.
bepaalt dat de behandeling van het wrakingsverzoek in de zaak met nummer: 9094777 \ CV EXPL 21-913 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. ing. Th. Peters, mr. C. Kool en mr. J.A.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021.
MdB