ECLI:NL:RBZWB:2021:4848

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake immateriële schadevergoeding door heffingsambtenaar en Staat der Nederlanden

In de zaak tussen de belanghebbende, wonende te [woonplaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente Belastingsamenwerking West-Brabant, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2021 een hersteluitspraak gedaan. Deze uitspraak volgde op een eerdere uitspraak van 4 augustus 2021, waarin een onjuistheid was geconstateerd in het dictum. De bedragen die in verband met de overschrijding van de redelijke termijn voor rekening van de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid) kwamen, waren ten onrechte omgedraaid. De rechtbank heeft daarom besloten om de eerdere uitspraak te herstellen.

In de hersteluitspraak is bepaald dat de heffingsambtenaar veroordeeld wordt tot vergoeding van immateriële schade van € 300,-, terwijl de Staat der Nederlanden veroordeeld wordt tot vergoeding van immateriële schade van € 200,-. Deze correctie is noodzakelijk om de juiste toedeling van de schadevergoeding te waarborgen. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak voor het overige ongewijzigd gelaten.

De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H.M. Venmans, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, en de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak blijft ongewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Zaaknummer BRE 19/6013
Hersteluitspraak van 12 augustus 2021 ter verbetering van de uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Belastingsamenwerking West-Brabant,

verweerder.
Als derde partij heeft deelgenomen:de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

Op 4 augustus 2021 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in bovengenoemde zaak.

Overwegingen

Gebleken is dat in het dictum van genoemde uitspraak een onjuistheid is vermeld. De bedragen die in verband met de overschrijding van de redelijke termijn voor rekening van de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid) komen, zijn ten onrechte omgedraaid. Daarom zal de rechtbank de uitspraak als volgt herstellen.

Beslissing

De rechtbank:
- herstelt de tussen partijen onder bovengenoemd zaaknummer gedane uitspraak van
4 augustus 2021 aldus, dat de zinnen:
“- veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van immateriële schade van € 200,-” en “- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van immateriële schade van € 300,-” worden vervangen door:
“- veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van immateriële schade van € 300,-” en
“- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van immateriële schade van € 200,-”
- laat voornoemde uitspraak voor het overige ongewijzigd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.H.M. Venmans, griffier, op 12 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Voorts brengt deze uitspraak geen wijziging in de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak.