ECLI:NL:RBZWB:2021:4794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
AWB- 21_818
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Tilburg, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 17 december 2020 is genomen. Dit besluit betrof de gedeeltelijke gegrondverklaring van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres heeft haar beroep op 17 februari 2021 ingediend, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat dit beroep niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft eiseres in een eerdere brief gewezen op de termijn voor het indienen van het beroepschrift en haar de gelegenheid geboden om de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Eiseres heeft aangevoerd dat zij, gezien haar leeftijd, niet begreep dat zij een beroepschrift moest indienen tegen het bestreden besluit. Ze stelde ook dat zij opnieuw bezwaar had gemaakt bij het college, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat dit bezwaar tijdig was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 22 december 2020 aan eiseres is verzonden, waardoor de beroepstermijn op 23 december 2020 is aangevangen en op 2 februari 2021 is geëindigd. Aangezien het beroepschrift pas op 18 februari 2021 door de rechtbank is ontvangen, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, en heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 september 2021. Eiseres kan tegen deze uitspraak verzet doen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/818 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 17 februari 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 17 december 2020 (bestreden besluit) inzake de gedeeltelijke gegrondverklaring van haar aanvraag maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 17 december 2020. Volgens het stempel op de laatste pagina van het bestreden besluit is dit op 22 december 2020 aan eiseres toegezonden. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Awb brengt mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en is geëindigd op 2 februari 2021.
2. De griffier heeft eiseres bij brief van 2 april 2021 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiseres aangevoerd dat zij gelet op haar leeftijd niet begrepen had dat zij bij de rechtbank een beroepschrift moest indienen tegen het bestreden besluit. Eiseres stelt tegen het bestreden besluit wederom bezwaar te hebben gemaakt bij het college.
Het college heeft in haar reactie op de brief van eiseres medegedeeld dat hen een tweede door eiseres ingediend bezwaarschrift niet bekend is.
3. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wederom en tijdig bezwaar heeft gemaakt bij het college tegen het bestreden besluit. Zij heeft daarvan geen bewijs overgelegd. Bovendien wordt door het college betwist dat eiseres online een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het bestreden besluit. Als zij dat wel had gedaan, dan had het college dat, gelet op het bepaalde in artikel 6:15 van de Awb, moeten doorzenden als beroepschrift naar de rechtbank.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij eerder dan bij brief van 17 februari 2021 tijdig beroep heeft ingesteld. Nu het beroepschrift op 18 februari 2021 door de rechtbank is ontvangen, is het gelet op het bepaalde in artikel 6:9 van de Awb niet tijdig is ingediend.
De rechtbank ziet in hetgeen door eiseres is aangevoerd geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten en niet-ontvankelijkverklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11; 6:15 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 28 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:

1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 6:15 van de Awb luidt als volgt:

1. Indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, wordt het, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.

2.Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien in plaats van een bezwaarschrift een beroepschrift is ingediend of omgekeerd.
3.Het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan is bepalend voor de vraag of het bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.