ECLI:NL:RBZWB:2021:4764

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7050
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake verrekening teruggave inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van de belanghebbende tegen de beslissing van de ontvanger om een teruggave van de inkomstenbelasting over het jaar 2019 te verrekenen met een aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011. De belanghebbende had een aanslag IB/PVV opgelegd gekregen over het jaar 2019, wat resulteerde in een terug te ontvangen bedrag van € 1.461. De ontvanger mededeelde op 8 mei 2020 dat deze teruggave was verrekend met de aanslag voor het jaar 2011, en het restant zou worden uitbetaald. Hierop heeft de belanghebbende bezwaar gemaakt, maar de ontvanger verklaarde dit bezwaar op 19 mei 2020 niet-ontvankelijk, omdat er tegen de verrekening geen rechtsmiddel van bezwaar openstond.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de ontvanger terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat slechts bepaalde beslissingen van de ontvanger voor bezwaar en beroep vatbaar zijn, en dat een beslissing tot verrekening daar niet onder valt. De rechtbank concludeert dat er geen bezwaar openstaat tegen de beslissing van de ontvanger en dat de belanghebbende zijn rechtsmiddelen kan aanwenden bij de civiele rechter. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7050
uitspraak van 21 september 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van 19 mei 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beslissing om een teruggave inkomstenbelasting over het jaar 2019 te verrekenen met de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011.
Zitting
Het onderzoek ter zitting is ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

Feiten
2.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2019 een aanslag IB/PVV opgelegd, die resulteert in een terug te ontvangen bedrag van € 1.461.
2.2.
De ontvanger heeft belanghebbende op 8 mei 2020 medegedeeld dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2011 is verrekend met de teruggave, die voortvloeit uit de aanslag IB/PVV 2019 en het restant van de teruggave wordt uitbetaald.
2.3.
Belanghebbende heeft bij brief van 11 mei 2020, ingekomen bij de inspecteur op 13 mei 2020, bezwaar gemaakt tegen de verrekening. De ontvanger heeft het bezwaar op 19 mei 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen de verrekening niet het rechtsmiddel van bezwaar openstaat.
Geschil
2.4.
In geschil is of de inspecteur het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Beoordeling van het geschil
2.5.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de ontvanger ten onrechte is overgegaan tot verrekening van de teruggave met de aanslag IB/PVV voor het jaar 2011, omdat – naar de rechtbank begrijpt – de aanslag nog niet onherroepelijk is komen vast te staan.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Slechts bepaalde beslissingen van de ontvanger [1] worden aangemerkt als voor bezwaar (en beroep) vatbaar, waarop de bepalingen van (hoofdstuk V van) de Algemene wet inzake Rijksbelasting (AWR) van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Een beslissing van de ontvanger, inhoudende verrekening, is niet als zodanig aangemerkt. Er staat daartegen daarom geen bezwaar (en beroep) open. Rechtsmiddelen tegen beslissingen betreffende het overgaan tot verrekening kan belanghebbende aanwenden bij de civiele rechter.
2.7.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 21 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:5, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 7:1 van de Awb en de Bevoegheidsregeling bestuusrechtspraak (bijlage 2 bij de Awb).