Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien en onderzocht op zijn spreekuur van 10 september 2019. Hij heeft gerapporteerd dat eiser
forse beperkingen ervaart ten aanzien van de nek, de onderrug, de schouder rechts en de handen en dat eiser aan de polsen het jaar ervoor is geopereerd beiderzijds. Eiser blijft echter forse beperkingen houden ten aanzien van het handgebruik en krijgt daarvoor op 11 september 2019 een EMG onderzoek.
Tevens geeft eiser aan dat er ook onderzoek heeft plaatsgevonden ten aanzien van de onderrug waarbij een scan heeft plaatsgevonden en dat er verergering zou zijn opgetreden ten aanzien van de problematiek. Eiser verzocht daarom nadere informatie op te vragen bij de behandelende arts.
Gezien de eigen onderzoeksbevindingen ziet de verzekeringsarts toch een zekere discrepantie ten aanzien van het feit dat eiser van mening is tot geen enkele arbeid in staat te zijn. Beperkingen kunnen op dat moment wel enigszins gesteld worden ten aanzien van de locomotore belastbaarheid. Echter die acht [naam verzekeringsarts 1] niet van dien aard dat gesteld kan worden dat er conform de richtlijnen van het Schattingsbesluit op medische gronden sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. In het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling dient niet te worden uitgegaan van de subjectieve beleving van klant, maar van de te objectiveren afwijkingen. Aanvullende informatie van de behandelaar leerde wel dat er nog aanvullende behandeling plaats zal vinden, maar dat is volgens de verzekeringsarts niet van dien aard, dat eiser structureel geen deel zou kunnen uitmaken van het arbeidsproces.
De verzekeringsarts verwacht dat de behandeling verbetering van de belastbaarheid zal geven. Voor behandeling is wel toestemming van de zorgverzekeraar nodig. Verbetering is dan te verwachten voor de locomotore belastbaarheid. Belemmerende factor is dat eiser geen arbeidsmogelijkheden ziet
.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 oktober 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, de hoorzitting van 2 juli 2020 bijgewoond en de informatie van de orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] van eiser van 16 januari 2020 in haar afwegingen betrokken. De verzekeringsarts b&b is van mening dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid, maar eiser is niet volledige arbeidsongeschikt op medische gronden, omdat er benutbare mogelijkheden zijn. Eiser behoort volgens haar niet tot een der uitzonderingscategorieën, hij is immers niet bedlegerig, is ADL-zelfstandig, is niet opgenomen in ziekenhuis of instelling en er zijn geen ernstige stoornissen op alle drie de rollen van het persoonlijk en sociaal functioneren. De primaire verzekeringsarts is daarom volgens [naam verzekeringsarts 2] tot de terechte conclusie gekomen dat eiser belastbaar is. De primaire verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen op gebied van aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De aangenomen beperkingen zijn passend bij de geobjectiveerde problematiek.
Eiser claimt verdergaande beperkingen. Bij eiser was er sprake van CTS (carpaal tunnelsyndroom) beiderzijds, waarvoor hij beiderzijds is geopereerd. Ondanks dat de EMG geen argumenten toonde voor het nog aanwezig zijn van de CTS, blijft eiser wel klachten houden. De orthopedisch chirurg overweegt hierbij dat de langdurige druk op de zenuw mogelijk een chronisch letsel heeft veroorzaakt, echt aangetoond wordt dit niet. Tijdens de hoorzitting blijkt dat eiser alle bewegingen met de handen kan maken. De primaire verzekeringsarts geeft aan dat de kracht voldoende is en dat een munt kan worden onderscheiden, zodat er geen gevoelsstoornis is. Uit het voorgaande volgt volgens de verzekeringsarts b&b dat er geen objectieve medische afwijkingen worden gevonden die het noodzakelijk maken de handfunctie te beperken.
Eiser heeft klachten van zijn nek. De MRI heeft evidentie voor een rechts paramediane
discusprotrusie op niveau C6-C7. Het EMG toont geen radiculair lijden aan op dit gebied. Bij de primaire verzekeringsarts blijkt dat eiser zijn nek normaal kan bewegen en ook tijdens de hoorzitting kan eiser zijn nek bewegen. Vanwege de nekklachten is het van belang de
statische houding van de nek te beperken en dat is gebeurd.
Eiser heeft tevens klachten van de schouders. Tijdens de hoorzitting beweegt eiser beide armen moeilijk omhoog, terwijl er tijdens het spreekuur van de primaire verzekeringsarts sprake was van een verschil tussen rechts en links. Eiser is hierdoor beperkt in tillen, dragen en zware voorwerpen hanteren en bovenhands werken. Deze beperkingen worden beschreven in de FML.
Eiser heeft klachten van zijn rug bij degeneratief lijden laag lumbaal. De primaire
verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen om de belasting van de rug te beperken. De
beschreven mogelijkheden passen bij het degeneratief lijden. Eiser geeft tijdens de hoorzitting aan dat de klachten van de rug zijn toegenomen, er is een verdenking op een hernia. Eiser is hiervoor bij de neuroloog geweest en deze laat een MRI maken op 21 juli 2020. Tijdens de hoorzitting blijkt dat de toename van klachten sinds april 2020 is. De toegenomen klachten worden buiten beschouwing gelaten, omdat de datum in geding ruim voor april 2020 is.
Opgemerkt wordt dat het feit dat eiser klachten heeft en beperkingen ervaart, niet zonder meer betekent, dat er ook verzekeringsgeneeskundige beperkingen moeten worden aangenomen op basis van ziekte of gebrek. De taak van de verzekeringsarts beperkt zich tot het beoordelen wat eiser medisch gezien kan, dan wel wat in zijn vermogen ligt om te doen, zonder dat aantoonbare gezondheidsschade of letsel optreedt. Beperkingen worden slechts geduid voor objectiveerbare stoornissen. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de actuele status.
De verzekeringsarts b&b ziet geen niet bekende medische feiten die een ander licht werpen op de vastgestelde functionele mogelijkheden. Eiser heeft geen medische stukken overlegd, waaruit blijkt dat de gezondheidstoestand en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende beperkingen per datum in geding (25 oktober 2019) anders waren dan door de primaire verzekeringsarts werd geconcludeerd en zij ziet dan ook geen aanleiding af te wijken van de FML van 4 oktober 2019.