ECLI:NL:RBZWB:2021:473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
02-821141-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in een strafzaak wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. De zaak betreft een reeks diefstallen en het voorhanden hebben van een wapen, gepleegd tussen 2012 en 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak aanzienlijk is overschreden, wat voornamelijk te wijten is aan het stilzitten van het openbaar ministerie. De verdachte en zijn raadsman zijn niet verschenen op de zitting van 21 januari 2021, waar de officier van justitie zijn standpunt kenbaar maakte. De rechtbank oordeelde dat er geen strafvorderlijk belang meer was om de vervolging voort te zetten, gezien het tijdsverloop en het ontbreken van nieuwe feiten. De rechtbank benadrukte dat de beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden, waardoor de waarheidsvinding in het gedrang is gekomen. De beslissing om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, werd genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat er geen benadeelde partijen waren en dat de verdachte geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd sinds de tenlastelegging. Het vonnis werd uitgesproken op 4 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/821141-14
vonnis van de meervoudige kamer van 4 februari 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1972 te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Adres]
raadsman mr. J. van Weers, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 januari 2021. Verdachte en zijn raadsman zijn niet verschenen. De officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met een ander of anderen een bladblazer, een zitgrasmaaier, vier fietsen, een sticker van het bedrijfslogo [Naam 1] , (elektrisch) gereedschap, tuinstoelen, een beeld, een ijskast, een grasmaaier, een verticuteermachine, een hogedrukreiniger en een zitmaaier heeft gestolen dan wel heeft geheeld;
2. een machinepistool en een geluiddemper voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om hem niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. In 2015 is er een onderzoek opgestart en sindsdien ligt dit onderzoek stil. Hij heeft geconcludeerd dat verdachte daarna geen nieuwe feiten heeft gepleegd. Er zijn dan ook geen doelen meer te behalen in de zin van speciale preventie en ook niet ten aanzien van generale preventie en andere strafdoelen. Ten aanzien van het tijdsverloop valt verdachte geen verwijt te maken. De zaak had eerder kunnen worden aangebracht en de ernstige termijnoverschrijding is te wijten aan het openbaar ministerie.
Gelet op het voorgaande, het feit dat er geen andere partijen zijn die belang hebben bij voortzetting van de vervolging en het feit dat wanneer deze zaak opnieuw zou worden aangebracht het verdedigingsbelang wegens het tijdsverloop zou zijn geschonden, ontbreekt het strafvorderlijk belang om verdachte te vervolgen, en is vervolging in deze specifieke zaak niet langer opportuun.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In zijn e-mailbericht van 18 januari 2021 heeft de raadsman gesteld dat hij geen belang ziet dat zich zou verzetten tegen het voornemen van de officier van justitie om in deze zaak aan de rechtbank te verzoeken de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te komen tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie moet er sprake zijn van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet‑ontvankelijk verklaring van de officier van justitie op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een behoorlijke procesorde. Daarbij geldt als criterium dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
De rechtbank stelt vast dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten dateren van 2012 tot en met 2014 en dat de zaak voor het eerst op zitting aan de orde is geweest op 26 maart 2015. Op die zitting is onder meer bepaald dat er nog nader onderzoek zou moeten plaatsvinden en dat er een vordering nader omschrijving zou komen. Sindsdien ligt het onderzoek ter zitting stil.
Evident is dat de redelijke termijn daarmee in zeer aanzienlijke mate is overschreden. Deze vertraging vindt zijn oorsprong in het stilzitten van het openbaar ministerie en is daarmee niet (mede) aan de verdediging te wijten. Bij de beoordeling van de door de officier van justitie gevorderde niet-ontvankelijkheid heeft de rechtbank acht geslagen op het door de Hoge Raad genoemde uitgangspunt dat overschrijding van de redelijke termijn niet tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie leidt, ook niet in uitzonderlijke gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat het in deze specifieke zaak niet slechts gaat om een overschrijding van de redelijke termijn die zich door strafvermindering kan laten compenseren. Het tijdsverloop heeft onder meer negatieve gevolgen voor mogelijke onderzoekswensen aan de zijde van de verdediging. Van een gelijk speelveld is inmiddels geen sprake meer. De overschrijding van de redelijke termijn is zodanig dat de beginselen van een behoorlijke procesorde zodanig geschonden zijn dat daarmee de waarheidsvinding in het gedrang is gekomen.
Verder kent de rechtbank gewicht toe aan de omstandigheid dat de officier van justitie de niet-ontvankelijkheid vordert. Hoewel in dit geval de vervolging reeds is aangevangen blijft dat gegeven naar het oordeel van de rechtbank een rol van betekenis spelen voor de vraag of er sprake is van een uitzonderlijk geval dat de niet-ontvankelijkheid rechtvaardigt. Ook heeft de rechtbank de ernst van de verdenking meegewogen, samen met de constatering dat het strafblad van verdachte geen blijk geeft van naderhand gepleegde strafbare feiten. Daarbij komt dat zich geen benadeelde partijen hebben gevoegd in deze zaak.
Van andere partijen die een (direct) belang hebben bij voortzetting van de vervolging is evenmin gebleken.
De rechtbank ziet in genoemde omstandigheden, alles afwegende, aanleiding de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2021.
Mr. Gillesse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

5.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op na te noemen tijdstippen te Vlissingen en/of een of meer andere gemeenten in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de navolgende goederen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de navolgende personen, in elk geval (telkens) aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- op of omstreeks 23 mei 2012 te Breda, een bladblazer (merk Stealth), geheel of ten dele
toebehorende aan [Naam 2] en/of [Naam 3] (ZAAK 1) en/of
- op of omstreeks 2 juni 2014 te Meliskerke, gemeente Veere, een zitgrasmaaier (merk Husqvarna)
geheel of ten dele toebehorende aan [Naam 4] (ZAAK 2) en/of
- op of omstreeks 19 augustus 2014, te Vlissingen, een fiets (merk Montego), geheel of ten dele
toebehorende aan [Naam 5] (ZAAK 3) en/of
- op of omstreeks 10 oktober 2014, te Vlissingen, een fiets (merk Koga), geheel of ten dele
toebehorende aan [Naam 6] (ZAAK 5) en/of
- op of omstreeks 31 oktober 2014, te Middelburg, een sticker van het bedrijfslogo [Naam 1] ,
geheel of ten dele toebehorende aan [Naam 7] (ZAAK 6) en/of
- op of omstreeks 24 november 2014 te Rotterdam, een fiets (merk Batavus), geheel of ten dele
toebehorende aan [Naam 8] (ZAAK 7) en/of
- op of omstreeks 24 november 2014 te Ridderkerk, een hoeveelheid gereedschap, geheel of ten dele
toebehorende aan [Naam 9] (ZAAK 8) en/of
- in of omstreeks de periode van 20 tot en met 26 oktober 2014 te Middelburg, een hoeveelheid
elektrisch gereedschap, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam 10] (ZAAK 9) en/of
- in of omstreeks de periode van 16 tot en met 26 oktober 2014 te Kamperland, tuinstoelen en/of een
beeld en/of een ijskast en/of een grasmaaier en/of een verticuteermachine en/of een hogedrukreiniger,
in elk geval een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam 11] (ZAAK 10)
en/of
- op of omstreeks 7 november 2014 te Heinkenszand, een fiets (merk Giant), geheel of ten dele
toebehorende aan [Naam 12] (ZAAK 12) en/of
- op of omstreeks 29 september 2014 te Heinkenszand, een zitmaaier (merk Bolens), geheel of ten dele
toebehorende aan de [Naam 13] (ZAAK 13);
en/althans
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 23 mei 2012 tot en met 24
november 2014 te Vlissingen en/of een of meer andere gemeenten in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, de volgende goederen heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
- een bladblazer (merk Stealth) (ZAAK 1) en/of
- een zitgrasmaaier (merk Husqvarna) (ZAAK2) en/of
- een fiets (merk Montego) (ZAAK 3) en/of
- een fiets (merk Koga) (ZAAK 5) en/of
- een sticker van het bedrijfslogo [Naam 1] (ZAAK 6) en/of
- een fiets (merk Batavus) (ZAAK 7) en/of
- een hoeveelheid gereedschap (ZAAK 8) en/of
- een hoeveelheid elektrisch gereedschap (ZAAK 9) en/of
- tuinstoelen en/of een beeld en/of een ijskast en/of een grasmaaier en/of een verticuteermachine en/of
een hogedrukreiniger (ZAAK 10) en/of
- een fiets (merk Giant Rock) (ZAAK 11) en/of
- een fiets (merk Giant New Century) (ZAAK 12) en/of
- een zitmaaier (merk Bolens) (ZAAK 13)
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
goederen (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 1 december 2014 te Serooskerke, gemeente
Veere,
- een wapen van categorie II, onder 2 te weten een machinepistool (merk Zagi), en/of
- een wapen van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper,
voorhanden heeft gehad; (ZAAK 14).