ECLI:NL:RBZWB:2021:4729

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7417
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaarsbeoordeling en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, die als kraanmachinist werkte, had een Ziektewet-uitkering ontvangen na uitval door psychische klachten. Het UWV beëindigde de uitkering per 28 december 2019 na een eerstejaarsbeoordeling. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser ging in beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 17 juni 2021 werd het beroep besproken. De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische beoordeling zorgvuldig had uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden de klachten van eiser, zowel fysiek als psychisch, in hun beoordeling meegenomen. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen van eiser niet waren onderschat en dat hij in staat was om de geduide functies te vervullen. De rechtbank oordeelde dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat hij geen recht had op een ZW-uitkering. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling door het UWV en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze beoordelingen. Eiser had aangevoerd dat zijn klachten niet serieus waren genomen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische toestand, maar de rechtbank vond geen aanleiding om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. De rechtbank bevestigde dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 28 december 2019 terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7417 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. R. Gaff,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 november 2019 (primair besluit) heeft het UWV eisers uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), na een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWB), beëindigd met ingang van 28 december 2019.
In het besluit van 2 juni 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 juni 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en A.J.J.M. van Eijk namens het UWV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Eiser is vanaf 3 april 2018 werkzaam geweest als full time kraanmachinist bij [naam werkgever]
.Voor dat werk is hij op 28 november 2018 uitgevallen vanwege psychische klachten waarna het UWV eiser een ZW-uitkering heeft toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 28 december 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 28 december 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien en onderzocht op zijn spreekuur van 30 september 2019. Hij heeft gerapporteerd dat eiser is uitgevallen door een arbeidsconflict, met naar eiser heeft gesteld pesten en valse beschuldigingen. Voor de daaruit ontstane spanningsklacht is eiser doorverwezen naar een psycholoog. Ten tijde van het onderzoek kwam eiser om de 2-3 weken bij een psycholoog of SPV-er. Naast de moeite die eiser heeft met deadlines/productiepieken is hij naar eigen zeggen enkele malen per week duizelig (hij zou enkele malen zijn flauwgevallen). Voorts heeft eiser aangegeven af en toe druk of tinteling op de borst te hebben, maar uitgebreid onderzoek hiernaar leverde niets op. Eiser heeft zo nodig isosorbidedinitraat sublinguaal. Eiser is vrij passief, doet weinig. De verzekeringsarts heeft met hem besproken dat eiser moet gaan activeren en dat werken hem kan helpen van zijn klachten af te komen.
De verzekeringsarts vindt de klachten en beperkingen plausibel, objectiveerbaar en heeft vastgesteld dat ze worden veroorzaakt door een aandoening dan wel stoornis. Eiser is onder behandeling, het herstelgedrag is volgens de verzekeringsarts adequaat en hij ziet het herstel vorderen.
Eiser is aangewezen op voorspelbare werksituaties, geen veelvuldige storingen/onderbrekingen of deadlines/productiepieken; werk zonder verhoogd risico (niet werken met of in de nabijheid van gevaarlijk draaiende machines) en beperkt in omgaan met conflicten. Verder acht de verzekeringsarts samenwerken voor eiser mogelijk als ieder zich met zijn eigen, van tevoren afgebakende taak bezighoudt, er geen leidinggevende aspecten zijn in het werk, er beperkingen zijn in regelmatig buigen en ten slotte nachtdiensten ontbreken.
Binnen de termijn van een jaar ziet de verzekeringsarts een redelijk tot goede kans op een relevante verbetering van de belastbaarheid door het natuurlijk herstel van de aandoening en/of adequate behandeling.
Hij concludeert dat eiser ongeschikt is voor zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 ZW en verminderde benutbare mogelijkheden heeft voor het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft Van Aartsen neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 30 september 2019.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en de telefonische hoorzitting met eiser van 12 mei 2020 bijgewoond. Verzekeringsarts b&b Frank kan het standpunt van eiser, dat onvoldoende rekening is gehouden met de klachten en beperkingen niet volgen.
Bij een eerste ziektewet jaar beoordeling gaat het niet om klachten maar om beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Vast staat dat bij eiser sprake is van ziekte, namelijk depressie, paniekstoornis, hyperventilatie en een lipoom. De klachten vloeien voort uit en zijn passend bij deze bekende aandoeningen.
De primaire verzekeringsarts heeft voldoende beperkingen aangenomen, omdat eiser benutbare mogelijkheden heeft. Eiser is immers niet opgenomen, niet bedlegerig en ook niet ADL afhankelijk. Weliswaar is er psychische stoornis maar er is geen sprake van onvermogen in persoonlijk en sociaal functioneren in brede zin, gezien de geobjectiveerde
presentatie tijdens het spreekuur en het feit dat eiser de kinderen naar school brengt en ook
ophaalt.
Eiser is volgens de verzekeringsarts b&b al langer bekend met stemmingswisselingen en/of een stemmingsstoornis naast een paniekstoornis. De van maart 2020 daterende informatie van de behandelaars van eiser bevestigen deze bekende aandoeningen met de vermelding dat de klachten drie tot vier maanden daarvoor waren begonnen. Deze klachten werden echter ook geclaimd tijdens de beoordeling in september 2019, waarbij eiser aangaf dat het beter ging. Het is mogelijk dat de klachten rondom de datum in geding van 28 december 2019 toenamen, maar dit leidt echter niet automatisch tot het aannemen van meer beperkingen.
Daarnaast blijkt volgens de verzekeringsarts b&b uit de ontvangen informatie van maart 2020 dat het een matige depressie betreft. De aangenomen beperkingen ten aanzien van een voorspelbare werksituaties, geen veelvuldige storingen/onderbrekingen of deadlines/productiepieken, beperkt in omgaan met conflicten, samenwerken met ieder zijn eigen van tevoren afgebakende taak en geen leidinggevende aspecten in het werk, zijn hierbij passend.
De aangenomen beperkingen zijn ook passend bij een paniekstoornis omdat het een weinig
stressvolle werkomgeving betreft. Verder gebruikt eiser alleen Lorazepam en de
behandelfrequentie is niet hoog, om de twee tot drie weken.
Verder blijkt ook sprake te zijn van hyperventilatie met druk en pijn op de borst, maar uit de ecg bleken echter geen bijzonderheden. De verzekeringsarts b&b vindt de al aangenomen beperkingen daarbij passend.
Ten aanzien van de duizeligheidsklachten door lage bloeddruk overweegt de verzekeringsarts b&b dat door het aannemen van de beperking frequent buigen tijdens werk eiser voldoende wordt beschermd. De nekklachten zijn het gevolg van een vetbult (een lipoom), maar een echo van de nek leverde geen bijzonderheden op zodat het aannemen van beperkingen hierdoor niet aan de orde is. Door de sederende werking van Lorazepam is eiser aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Deze beperking is al aangenomen waarbij in de toelichting vermeld wordt, niet werken met of in de nabijheid van gevaarlijk draaiende machines. Ook voor beroepsmatig chauffeuren zou deze beperking moeten gelden. Formele aanpassing van de FML is echter niet nodig. Na bestudering van de functiebeoordeling van de geduide functies blijkt dat autorijden of chauffeuren geen kenmerkende belasting is, omdat het productiefuncties betreft.
Nu volgens de verzekeringsarts b&b vaststaat dat de belastbaarheid niet is overschat, zijn de geduide functies volgens haar ook passend, waarbij zij opmerkt dat het om een theoretische schatting gaat voor vaststellen van de verdiencapaciteit.
De verzekeringsarts b&b heeft de FML van 30 september 2019 gehandhaafd.
5.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten en de beperkingen die hij daarvan ondervindt.
Verder heeft eiser gesteld rond 29 oktober 2019 een terugval te hebben gekregen waarvoor zijn huisarts de medicatie heeft gewijzigd naar 3 maal daags Lorazepam. Hij is nog altijd onder behandeling voor paniekaanvallen en hyperventilatie en is inmiddels doorverwezen naar een Turks sprekende psycholoog. Voor het slecht slapen is hij doorverwezen naar een KNO-arts, maar een neusoperatie hiervoor kent nog zes tot acht maanden wachttijd. Daarnaast wijst eiser op het enorme lipoom met dagelijks last van de nekspieren en hoofdpijn, naast de hoofdpijn door stress en de depressie. Hij zal worden geopereerd, maar moet wachten op de operatie.
Alle stress, medicatie en de lichamelijke en geestelijke klachten maken het eiser onmogelijk te werken. Hij heeft het gevoel dat zijn klachten niet serieus worden genomen.
Verder heeft eiser medische informatie bijgevoegd, waarnaar hij verwijst.
In de aanvullende gronden van 23 mei 2021 heeft de gemachtigde van eiser gesteld dat eiser naast al het al aangevoerde ook last heeft van een post traumatisch stresssyndroom (PTSS). Hiervoor heeft eiser vier antidepressiva en andere medicatie geslikt, maar drie medicijnen slikt hij vanwege de zware bijwerkingen niet meer. Als gevolg van de stress en angst heeft eiser kale plekken in zijn baard en maagklachten waarvoor hij behandeling krijgt. Eiser slikt nu alleen nog Escitalopram, maar is nog niet zover dat hij zou kunnen functioneren als een ‘normale’ werknemer.
In de FML miskent het UWV volgens eiser zijn psychische gesteldheid. Eiser kan wellicht lichamelijke taken volbrengen, maar functioneert zeer beperkt op het gebied van sociale en mentale aspecten. Bij het vaststellen van eisers mogelijkheden is totaal geen rekening gehouden met zijn psychische klachten en beperkingen.
In dit verband wijst eiser op het advies van verzekeringsarts A.M.H. Ostendorf van 27 februari 2020 waar die stelt dat aanpassing van de FML mogelijk wel noodzakelijk is, omdat die waarschijnlijk een onderschatting van de beperkingen op de datum in geding geeft.
Volgens eiser betekent dit dat de verzekeringsarts zijn medisch dossier onvoldoende aandachtig en objectief heeft doorgenomen. Dat is volgens eiser in strijd met het beginsel an een goede voorbereiding, waarbij hij wijst op de uitspraak van de ombudsman van 24 oktober 2012, rapportnummer 2012/178.
Ook heeft eiser gesteld dat hij niet serieus genomen is, en dat vooringenomenheid in strijd met het fairplay-beginsel is.
Tot slot wijst eiser er op dat hij maandenlang heeft moeten wachten op een psycholoog waarna hij meerdere malen werd doorverwezen, wat hem een gevoel van machteloosheid en onbegrip heeft gegeven. Verder leidt de lange behandeling van de procedure tot voortdurende rechtsonzekerheid.
5.4
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft gereageerd op de door eiser in zijn aanvullend beroep aangegeven gronden. Zij is van oordeel dat uit de medische informatie bevestiging van de aanwezige fysieke aandoeningen blijkt. Uit het journaal van de huisarts blijkt niet van een ernstigere medische situatie of van ernstigere beperkingen. Ook de psychische problematiek wordt bevestigd door de ontvangen informatie. Uit de informatie blijkt verder niet dat er sprake is van een ernstigere situatie. Eiser zou ook de diagnose ADHD hebben gekregen, maar deze diagnose blijkt niet uit de al in het dossier aanwezige brief van 26 maart 2020. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om tot wijziging van het medische standpunt te komen.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder niet alleen de fysieke, maar met name ook de psychische klachten die eiser heeft aangevoerd. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat zoals hiervoor overwogen daarin geen nieuwe medische gegevens zijn opgenomen die zien op de datum in geding.
Voor zover er medische informatie is overgelegd die ziet op de tijd na de datum hier in geding (28 december 2019) kan deze niet van invloed zijn op de FML die voor eiser voor die datum is vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsartsen hun werk niet zorgvuldig hebben gedaan. Integendeel, eiser is onderzocht door de primaire verzekeringsarts, en alle ingebrachte informatie is beoordeeld, zo blijkt uit de door het UWV ingebrachte rapportages.
Niet gebleken is dat in de FML van 30 september 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053) en monteur printplaten (Sbc-code 267051).
6.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 26 november 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Nu in die functies het beroepsmatig autorijden niet voorkomt, kan ook daarin geen belemmering worden gezien voor eiser om die functies te verrichten.
Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 28 december 2019.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 21 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.