ECLI:NL:RBZWB:2021:4726

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8525
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaarsbeoordeling en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering. Eiseres, die sinds 2004 als cafetariamedewerker werkte, had zich op 23 november 2018 ziek gemeld vanwege fysieke en psychische klachten. Het UWV beëindigde haar uitkering per 13 januari 2020 na een eerstejaarsbeoordeling. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 17 juni 2021 werd het beroep van eiseres besproken, waarbij zowel eiseres als een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden de klachten van eiseres, zowel psychisch als fysiek, in hun beoordeling meegenomen. Eiseres had aangevoerd dat zij door haar klachten niet in staat was om te werken, maar de rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden waarom er geen extra beperkingen moesten worden aangenomen. De rechtbank vond dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 14 november 2019 de belastbaarheid van eiseres correct weergaf.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Dit betekende dat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering per 13 januari 2020 terecht was, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8525 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. H.M. Paijmans,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 december 2019 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW), na een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWB), beëindigd met ingang van 13 januari 2020.
In het besluit van 3 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 juni 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en A.J.J.M. van Eijk namens het UWV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres is werkzaam geweest als cafetariamedewerker vanaf 2004 tot 31 mei 2018 voor de [naam werkgever] . Na afloop van haar werk heeft het UWV eiseres met ingang van 3 december 2018 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit die situatie heeft eiseres zich per 23 november 2018 ziek gemeld in verband met het ontstaan van fysieke klachten naast de al bestaande psychische klachten.
Bij besluit van 22 februari 2019 heeft het UWV eiseres met ingang van 22 februari 2019 een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 13 januari 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 13 januari 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een primaire arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Primaire arts [naam primaire arts] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] het dossier bestudeerd, eiseres gezien op zijn spreekuur van 14 november 2019 en de opgevraagde informatie van de huisarts van eiseres [naam huisarts] van 8 februari 2019 bestudeerd. Hij heeft gerapporteerd dat het huisarts journaal laat zien dat eiseres chaotisch is, woordvindingsproblemen heeft en last heeft van somberheid. Ook was er destijds een alcoholverslaving.
Op Röntgenfoto’s werd gevonden: forse scoliose lumbaal en thoracaal en facetartrose op alle lumbale niveaus. Geen wervelinzakkingen.
Op grond van vorenstaande bevindingen in combinatie met de resultaten van het eigen onderzoek ziet de verzekeringsarts de volgende beperkingen op grond van de waarschijnlijke surmenage: In het werk dient rekening te worden gehouden met beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren: geen veelvuldige storingen/onderbrekingen, geen veelvuldige deadlines, het handelingstempo is vertraagd. Het werk dient geen leidinggevende aspecten te bevatten en geen ploegen- en nachtdienst.
De primaire arts acht eiseres verder vanwege de scolioses en facetartrose aangewezen op rugsparend werk. Daarbij dienen zitten, staan en lopen liefst afwisselend plaats te vinden en langdurig gedwongen houdingen of standen dienen vermeden te worden. Hoog frequente en extreme rompbewegingen zijn niet toegestaan.
Alle krachtfuncties acht hij beperkt en met name zware belastingen en piekbelastingen. Sterke schokken en trillingen aan de rug dienen vermeden te worden. Klimmen is licht beperkt.
Wat betreft de tenniselleboog dient verder vooral het maken van schroefbewegingen zoals bij wringen vermeden te worden.
Vanwege de storingen en onderbrekingen, het zware tillen en het maken van schroefbewegingen lijkt het werk als barvrouw niet meer passend te zijn, maar de verzekeringsarts acht eiseres nog wel geschikt voor passend werk.
De primaire arts ziet binnen de termijn van een jaar een redelijk tot goede kans op een relevante verbetering door het natuurlijk herstel van de aandoening en/of adequate behandeling en meldt als zijn verwachting dat de belastbaarheid op langere termijn nog aanzienlijk zal verbeteren.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft hij neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 november 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en de telefonische hoorzitting met eiseres van 3 april 2020 bijgewoond. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] is van mening dat uit de rapportage van de primaire arts blijkt dat hij zorgvuldig te werk is gegaan door zijn conclusie te baseren op anamnese, het eigen medisch onderzoek en de bij de huisarts opgevraagde informatie. Hier is niet gebleken dat deze arts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiseres en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende medische beperkingen.
[naam verzekeringsarts B&B] acht de anamnestische bevindingen wat betreft de rugklachten ten tijde van de (telefonische) hoorzitting en de gegevens bij lichamelijk onderzoek in bezwaar gelijk aan die bij het onderzoek van de primaire arts. Hij constateert dat eiseres geen pijnstillers slikt vanwege de rugklachten. Ze heeft geen fysiotherapie meer, daar dit volgens haar ook maar een kortdurend effect heeft. Eiseres heeft geen medische gegevens ingebracht waaruit verondersteld kan worden dat de klachten en beperkingen ernstiger zijn dan door de primaire arts aangenomen.
De verzekeringsarts b&b ziet dan ook geen medische argumenten om meer beperkingen aan te nemen.
Eiseres gaf aan al 35 jaar depressieve klachten te hebben en sinds die tijd ook al citalopram te slikken. Dit medicijn wordt ten tijde van dit onderzoek afgebouwd en er is geen nieuw antidepressivum voorgeschreven. De verzekeringsarts ziet bij eiseres geen vitale kenmerken. Een nieuw antidepressivum zal dan ook weinig effect hebben. Volgens [naam verzekeringsarts B&B] zijn er zeker geen aanwijzingen voor een ernstig depressief beeld. Er is sprake van een matige stemmingsstoornis bij een surmenage beeld.
Verder heeft eiseres met deze al 35 jaren bestaande klachten ook gewoon kunnen werken, zodat er geen medische argumenten zijn op basis van de psychische klachten meer beperkingen aan te nemen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren.
Ten aanzien van het punt betreffende “de claim op geen benutbare mogelijkheden”
kan de verzekeringsarts b&b eiseres niet in haar bezwaar volgen. Wil er namelijk sprake zijn een situatie van volledige arbeidsongeschiktheid op basis van “geen benutbare mogelijkheden” dan moet er sprake zijn van omstandigheden zoals beschreven in het Schattingsbesluit, maar daar voldoet eiseres niet aan.
Zij is namelijk niet opgenomen in een ziekenhuis of inrichting, niet bedlegerig, niet ADL
afhankelijk, noch is er sprake van een volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Uit de door eiseres in de privé sfeer ontplooide activiteiten blijkt een zekere belastbaarheid. Terecht heeft de primaire arts dan ook geconcludeerd dat eiseres in principe belastbaar is met arbeid.
De verzekeringsarts b&b acht de kans op verbetering niet zo groot. Er kan soms wel verbetering optreden als de slijtage dusdanige vormen aanneemt dat de wervels aan elkaar groeien. De rug wordt dan stijver, maar de pijnklachten (en instabiliteit) kunnen dan afnemen of verdwijnen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres als neergelegd in de FML van 14 november 2019 worden door de verzekeringsarts b&b dan ook gehandhaafd.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij zich op fysieke en psychische (burn-out en depressie) gronden niet in staat te werken. Verder heeft eiseres aangevoerd dat aspect 4.18 van de FML ten onrechte aangeeft dat zij gedurende een uur kan lopen en dus 4 uur per werkdag kan lopen, omdat eiseres door haar ernstige rugklachten dat niet kan. Eiseres is het niet eens met de prognose van de verzekeringsarts dat er verbetering in haar situatie zal ontstaan, omdat niet duidelijk is waar die op is gebaseerd.
In de nadere gronden van 3 juni 2021 heeft eiseres gewezen op een rapportage van 3 maart 2021 van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] van het door deze medisch adviseur van eiseres verrichtte onderzoek naar haar medische toestand.
De verzekeringsarts is van mening dat er op grond van de onderzoeksbevingen reden is voor een ander oordeel over de beperkingen c.q. belastbaarheid op het psychische vlak. Er is bij eiseres sprake van langer bestaande meervoudige en complexe problematiek. De primaire verzekeringsarts is ten onrechte uitgegaan van de diagnose surmenage en heeft de problematiek van eiseres onderschat. De problematiek bestaat uit een depressieve stoornis/ dysthemie, alcoholmisbruik (in remissie) een verzamelstoornis en een persoonlijkheidsstoornis, zoals blijkt uit de berichtgeving van de GGZ. Daarnaast zijn er volgens Van der Eijk op dat moment ook aanwijzingen voor een angst- en/of paniekstoornis gelet op onder meer de angst- en paniekklachten, het teruggetrokken bestaan dat eiseres leidt en het alcoholmisbruik in het verleden dat mogelijk een vorm van automedicatie was.
Eiseres stelt zich onder verwijzing naar de ingebrachte rapportage op het standpunt dat zij gelet op de angst- en paniekklachten met name in situaties van (dreigend) controleverlies, qua werk aangewezen wordt geacht op overzichtelijke, niet te complexe taken en op een redelijk voorspelbare werksituatie/vertrouwde werkomgeving met bij voorkeur vaste collega’s. Zij wordt in staat geacht samen te werken, maar niet intensief en met een vooraf afgebakende taak. Voor werk waarin veelvuldige klantencontact voorkomt wordt zij minder geschikt geacht, mede vanwege (psycho)traumatische gebeurtenissen uit het verleden. Verder wordt eiseres volgens deze verzekeringsarts verminderd in staat geacht om te gaan met conflicten. Concreet betekent dit volgens Van der Eijk dat bijkomende beperkingen ten opzichte van de FML van 14 november 2019 nodig zijn ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren met name in arbeid (rubrieken 1 en 2 van de FML) bij de items 1.9.5 (aangewezen op voorspelbare werksituatie), 1.9.10 (aangewezen op overzichtelijke, niet te complexe taken), 2.8 (omgaan met conflicten), 2.9 (samenwerken) en 2.12.1 (aangewezen op werk waarin meestal weinig of geen contact met klanten vereist is).
Daarnaast is volgens eiseres ten onrechte geen beperking aangenomen voor zien, terwijl eiseres in behandeling is bij een oogarts in verband met verhoogde oogboldruk, waarvoor zij verwijst naar een brief van oogarts C. Weenen van 1 februari 2021.
Verder heeft eiseres ter ondersteuning van haar standpunt gewezen op overgelegde informatie van haar huisarts van 30 oktober 2020 en een tweetal rapportages van de GGZ van 12 oktober 2018 en 16 februari 2021.
5.3
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage van 14 juni 2021 gereageerd op de door eiseres ingebrachte rapportage van Van der Eijk. Volgens Van der Eijk is eiseres meer beperkt omdat er sprake is van een depressieve stoornis/dysthymie, alcoholmisbruik in remissie en een persoonlijkheidsstoornis. De verzekeringsarts b&b stelt zich op het standpunt dat dysthymie een chronische vorm is van een lichte depressie die al op jonge leeftijd begint en dat ook een persoonlijkheidsstoornis al op jonge leeftijd zichtbaar is. Eiseres heeft hier echter altijd mee kunnen werken.
Verder geeft de verzekeringsarts b&b in reactie op de stelling dat er meer beperkingen zijn op het persoonlijk en sociaal functioneren dat eiseres met werk gestopt is vanwege bezuinigingsmaatregelen en niet om medische redenen. Eiseres heeft het werk in de horeca, dat vereist dat je flexibel bent, om kunt gaan met conflicten, kunt samenwerken en om kunt gaan met klanten, 16 jaar volgehouden.
De ingebrachte rapportage geeft de verzekeringsarts b&b geen aanleiding het standpunt te wijzigen.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde psychische en lichamelijke klachten. Eiseres is door de primaire verzekeringsarts onderzocht, en er is informatie van de huisarts opgevraagd. De verzekeringsarts b&b is bij zijn oordeel over het onderzoek door de primaire verzekeringsarts ingegaan op de door eiseres aangevoerde standpunten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De door eiseres ingebrachte rapportage is door het UWV voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b die gemotiveerd is ingegaan op de rapportage. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waarom er niet meer beperkingen moeten worden aangenomen op het psychische en sociaal functioneren
.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de stelling dat eiseres minder dan vier uur per dag kan lopen, dat deze niet met medische informatie is onderbouwd. Ook de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts komt niet tot de conclusie dat de verzekeringsartsen van het UWV niet de juiste inschatting hebben gedaan.
Niet gebleken is dat in de FML van 14 november 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Arbeidsdeskundige beoordeling
6.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), archiefmedewerker (Sbc-code 553020) en medewerker intern transport (Sbc-code 111220).
6.2
Namens eiseres is aangevoerd dat zij de functie medewerker intern transport niet kan verrichten, omdat zij niet vier uur per dan kan lopen. Verder is in beroep aangevoerd dat de psychische belastbaarheid wordt overschreden in de functie productiemedewerker industrie, omdat sprake is van productiedruk. Niet gebleken is waarom zij op punt 1.9.6 als geschikt wordt geacht. Verder heeft zij geen goed geheugen en kan zij ook om die reden de functie niet uitvoeren. De belastbaarheid van eiseres wordt overschreden op het punt samenwerken en zij kan de functie ook niet uitvoeren omdat zij niet goed ziet.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de functie van archiefmedewerker de belastbaarheid op dezelfde punten overschrijdt. Zij moet in die functie in een team werken, en nauw samenwerken met een collega. Het beeldschermwerk kan eiseres niet verrichten vanwege haar slechte oogfunctie en verder vereist de functie een grote mate van nauwgezetheid waarover eiseres niet beschikt.
De functie Medewerker logistiek is met name fysiek te zwaar voor eiseres, omdat ze veel moet lopen, zitten, staan en tillen. De functie van besteller post vereist dat op tempo wordt gehandeld, stratenkennis, deelname aan het verkeer en veel klantcontact. Verder is er sprake van piekmomenten en drukte. Eiseres heeft hiervoor niet de mentale veerkracht.
6.3
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) heeft in de rapportage van 15 juni 2021 gereageerd op de door eiseres naar voren gebrachte standpunten. Zij is uitgegaan van de FML en constateert dat eiseres niet beperkt is ten aanzien van herinneringsvermogen, visus, samenwerken, het werken met toetsenbord en muis, en voor klantencontacten in direct en telefonisch contact.
Het aspect 1.9.6 ziet op een werksituatie waarbij men door externe factoren gedwongen wordt een taak te onderbreken of te beëindigen. De geduide functies zien volgens de arbeidsdeskundige b&b op een specifieke taak, die eerst moet worden afgewerkt voordat met iets anders moet worden begonnen. De arbeidsdeskundige is in haar rapportage voor alle functies ingegaan op dit aspect en heeft gemotiveerd aangegeven dat eiseres de functies op dit aspect kan verrichten.
Verder moet eiseres volgens de arbeidsdeskundige b&b in staat worden geacht praktische problemen in deze functies te kunnen oplossen, omdat zij niet beperkt is in persoonlijk functioneren en verder gelet op haar opleidingsniveau wordt geacht deze functies aan te kunnen.
In de rapportage wordt ook ingegaan op de afzonderlijke functies en wordt uitgelegd waarom eiseres in staat moet worden geacht de geduide functies te verrichten.
6.4
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapporten van de arbeidsdeskundige van 9 december 2019 en van 15 juni 2021
.In de laatste rapportage is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Nu het UWV pas in de beroepsfase gemotiveerd heeft aangegeven waarom eiseres de geduide functies kan verrichten, zal de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaren. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
7. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 13 januari 2020.
8. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd, omdat, zoals hiervoor is overwogen, het UWV pas in beroep de medische geschiktheid van eiseres voor de functies voldoende heeft toegelicht. In zoverre was het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand omdat deze functies wel terecht aan de schatting ten grondslag zijn gelegd en het bestreden besluit ook voor het overige de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
9. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,00 en wegingsfactor 1).
De door eiseres genoemde kosten, te weten een bedrag van € 1.897,78 aan kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek heeft immers niet geleid tot een ander medisch oordeel.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 21 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.