ECLI:NL:RBZWB:2021:4709

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7462
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om teruggaaf van dividendbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van 5 augustus 2016, waarin het bezwaar van de belanghebbende tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting werd afgewezen. Tijdens een regiezitting op 29 april 2021 is het vooronderzoek afgerond, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift geen motivering bevatte en dat de belanghebbende, ondanks meerdere verzoeken om dit te doen, geen gronden heeft aangevoerd. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M.R.T. Pauwels, in aanwezigheid van griffier I. van Wijk, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/7462
uitspraak van 20 september 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 5 augustus 2016 op het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting.
Zitting
Een regiezitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2021. Na afronding van het vooronderzoek is het onderzoek ter zitting ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

De zaak is aangehouden in afwachting van de beantwoording door de Hoge Raad van prejudiciële vragen door deze rechtbank. Bij brief van 20 april 2021 heeft de rechtbank (onder andere) belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep vóór 1 juni 2021 (nader) te motiveren. Tijdens eerdergenoemde regiezitting is de gemachtigde van belanghebbende nogmaals gewezen op de termijn van 1 juni 2021. Op de brief van 20 april 2021 heeft de rechtbank geen reactie ontvangen, ook niet nadat (de gemachtigde van) belanghebbende daarop gewezen is bij brief van 7 juli 2021, waarbij een nadere termijn is gesteld tot 1 augustus 2021. Uit een reactie van de gemachtigde bij brief van 15 juli 2021 betreffende een andere belanghebbende leidt – waarop ook in de brief van 7 juli 2021 wordt ingegaan – leidt de rechtbank af dat die brief van 7 juli 2021 ook ontvangen is.
Het beroepschrift bevat geen motivering (geen “gronden”). Het enkel bijvoegen van de uitspraak op bezwaar, waaruit overigens niet kan worden afgeleid welke gronden in bezwaar zijn aangevoerd, geldt niet als een motivering. Zoals hiervoor is overwogen, heeft belanghebbende ook daarna – hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld – geen gronden aangevoerd.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank afgezien van het opvragen van een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken. Tevens leidt de rechtbank uit de gang van zaken af dat belanghebbende geen (nadere) zitting wenst.
Nu geen gronden zijn aangevoerd is het beroep ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 20 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.