Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van 5 augustus 2016, waarin het bezwaar van de belanghebbende tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting werd afgewezen. Tijdens een regiezitting op 29 april 2021 is het vooronderzoek afgerond, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift geen motivering bevatte en dat de belanghebbende, ondanks meerdere verzoeken om dit te doen, geen gronden heeft aangevoerd. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M.R.T. Pauwels, in aanwezigheid van griffier I. van Wijk, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.