6.3.1Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten, te weten twee pogingen tot zware mishandeling, twee mishandelingen en een vernieling. Op 4 september 2020 heeft verdachte een klantmanager WMO voor de gemeente Breda in een agressieve opwelling met zijn vuisten in het gezicht geslagen en toen zij weerloos op de grond lag geschopt. Het slachtoffer heeft zichzelf moeten beschermen door haar armen voor haar gezicht te doen. Had zij dit niet gedaan, dan hadden de gevolgen van deze geweldsescalatie vele malen ernstiger kunnen zijn geweest. Vrij kort daarna, op 3 december 2020, heeft verdachte in een woedeaanval vanaf een hotelbalie diverse spullen naar een receptioniste gegooid, waaronder glaswerk en een beeldscherm. Het slachtoffer heeft hierdoor verschillende snijwonden opgelopen. Ook bij dit feit is het van geluk te spreken dat het bij een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is gebleven en de gevolgen relatief beperkt zijn gebleven. Tot slot heeft verdachte gedurende zijn voorarrest eerst in [Instantie 1] en later ook [Instantie 2] , uit het niets een medewerker van de penitentiaire instelling mishandeld.
Ten aanzien van alle mishandelingen geldt dat het een situatie betrof waarin verdachte plotseling uitbarstte in fors agressief gedrag en personen aanviel, door – in bijna alle gevallen – met zijn vuisten tegen hun gezicht te slaan en/of hen te schoppen.
De bewezenverklaarde geweldsfeiten hebben alle de nodige impact gehad op de slachtoffers. Dit blijkt ook uit de ingediende verzoeken tot schadevergoeding van slachtoffers [naam 2] en [naam 1] en de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring van [naam 1] . Voor de medewerkers van het [Instantie 1] en de [Instantie 2] geldt dat zij in hun werk weliswaar gewend zijn om te gaan met agressie, maar dat het goed voorstelbaar is dat zij erg geschrokken zijn van de onverwachte heftigheid van de agressie van verdachte in hun richting. Datzelfde geldt voor hun directe collega’s.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
6.3.2Persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 29 januari 2021. Daaruit volgt dat verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor (gewelds-)misdrijven, waaronder mishandelingen van hulpverleners.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 14 april 2021 van psychiater dr. A. Banaei Kashani en GZ-psycholoog drs. M.H. Keppel dat is uitgebracht in verband met de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten en het aanvullend rapport van diezelfde deskundigen van 20 augustus 2021, dat mede is uitgebracht naar aanleiding van de onder 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten.
Het NIFP-rapport van 14 april 2020 houdt, samengevat weergegeven, het volgende in:
Bij verdachte is sprake van complexe problematiek. In diagnostische zin gaat het om ADHD (aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis), Gilles de la Tourette, obsessief compulsieve stoornis, laagbegaafdheid, andere gespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis en autisme.
Rond 2013 doen zich bij verdachte voor het eerst agressieve impulsdoorbraken voor,
waarbij hij vernielingen aanricht en personen in zijn omgeving mishandelt. Er volgt
een opname met een inbewaringstelling. Sindsdien is bij verdachte een patroon zichtbaar van psychotische decompensatie en stabilisatie, grotendeels samenhangend met medicatie-inname. Na een gedwongen opname met dwangmedicatie in 2013 stabiliseert verdachte van zijn psychose en keert hij terug bij [naam 4] . Toen de dwangmedicatie stopte, staakte verdachte de medicatie-inname weer. Psychotische decompensatie, achterdocht en een reeks ernstige mishandelingen en vernielingen in 2015 waren het gevolg. Verdachte is vervolgens twee jaar lang gedwongen opgenomen en maakt bij de Woenselse Poort, onder dwangmedicatie en later op vrijwillige basis, een stabiele periode door. Na uitstroom staakt verdachte in maart 2020 echter opnieuw zijn medicatie, waarbij het patroon zich herhaalt; verdachte wordt psychotisch en het ging weer mis.
In verband met de bij verdachte gediagnosticeerde problematiek wordt geadviseerd om verdachte de tenlastegelegde feiten (1-3) in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte was in de periode dat de tenlastegelegde feiten (1-3) plaatsvonden ontregeld doordat hij zich had onttrokken aan behandeling en begeleiding. Verdachte was de controle over zijn gedrag weliswaar voor een deel kwijt, maar had gezien zijn voorgeschiedenis kunnen en moeten weten dat hij hulp en medicatie nodig had.
Het risico op recidive van gewelddadig gedrag, zwaar lichamelijk letsel en acuut dreigend geweld bij ongewijzigde omstandigheden en zonder adequate hulpverlening en extern toezicht wordt door de deskundigen als hoog wordt beoordeeld.
Volgens de deskundigen dient medicatie de basis te vormen voor de behandeling, om de psychische toestand van verdachte stabiel te houden. Dwangmedicatie is hiervoor aangewezen, gezien de afwijzende houding van verdachte ten opzichte van medicatie en eerdere therapieontrouw. Ter bevordering van de therapietrouw wordt geadviseerd verdachte te betrekken bij de behandeling en te zoeken naar een voor verdachte zo geschikt mogelijk middel, met de minste bijwerkingen. Enkel medicatie is in het verleden niet afdoende geweest om agressie en geweld te voorkomen. Er dient, al dan niet in overleg met experts, aandacht te zijn voor psychotherapeutische behandeling van Gilles de la Tourette. Daarnaast dient aandacht te zijn voor zijn autisme. Wat betreft de periodiek explosieve stoornis is eerder gebleken dat het regelmatig ventileren van zijn gevoelens en frustraties tot een reductie van de spanning kan leiden. Het opbouwen van een duurzame werkrelatie met zijn behandelaren, in een vertrouwde omgeving die aansluit op zijn problematiek en behoeften, is hiervoor van noodzakelijk belang. Tevens wordt aangeraden een signaleringsplan op te stellen. Naast behandeling is het van belang dat de diagnostiek verder verfijnd wordt, ook om het agressieve gedrag beter te kunnen plaatsen.Als verdachte langdurig stabiel is en zonder agressie-incidenten, kan toegewerktworden naar een zekere mate van zelfstandigheid en zingeving, zoals (vrijwilligerswerk). Na een eventuele uitstroom is het van cruciaal belang dat een langdurig en intensief nazorgtraject volgt. Een beschermde woonvorm met 24-uursbegeleiding en verplichte medicatie, mogelijk zijn leven lang, is hiervoor aangewezen.
Om dit te bereiken is volgens de deskundigen een strikt en langdurig behandelkader aangewezen. Gezien het jarenlange recidiverende patroon van de delicten, het hoge risico op geweld, de noodzaak tot langdurige behandeling en het gebrek aan ziekte-inzicht, wordt een behandeling in het kader van terbeschikkingstelling noodzakelijk geacht. De vraag of de tbs met voorwaarden kan worden uitgevoerd vanwege het onvoorspelbare gedrag van verdachte, en moeizame behandelingen tot nu toe en de complexiteit van de pathologie is volgens de deskundigen lastig te beantwoorden. Aangezien bij een tbs met voorwaarden er redelijk vlot wordt toegewerkt naar resocialisatie, is de verwachting van rapporteurs dat deze maatregel te veel spanning zal opleveren bij verdachte en de behandeling zal doen stagneren.
In verband met de bereidheid van verdachte om zich aan voorwaarden te houden spreken de deskundigen dan nog een lichte voorkeur uit om de mogelijkheden van een TBS met voorwaarden te laten onderzoeken middels een maatregelenrapport van de reclassering. Belangrijk is in ieder geval wel dat verdachte start met een klinische behandeling van minimaal een jaar op een afdeling met een hoog beveiligingsniveau.
In verband met de tenlastegelegde feiten onder 4, 5 en 6, die verband houden met de tenlastegelegde mishandelingen in het [Instantie 1] en de P.I., is op 20 augustus 2021 een aanvullend rapport uitgebracht. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan zowel het psychiatrisch als het psychologisch onderzoek en beide deskundigen onthouden zich daarom van conclusies en advies. Op basis van de bevindingen uit het eerder onderzoek worden wel enkele overwegingen gegeven. Deze overwegingen houden in, zakelijk weergegeven:
De nieuwe, beschikbare informatie geeft geen reden om de eerdere diagnostische overwegingen over de persoon van verdachte te heroverwegen. Bij een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 4 tot en met 6 is het aannemelijk dat ten tijde van deze nieuwe ten laste gelegde feiten sprake was van de eerder gediagnosticeerde problematiek.
Het risico op recidive van gewelddadig gedrag bij ongewijzigde omstandigheden en
zonder adequate hulpverlening en extern toezicht wordt als hoog beoordeeld.
Het risico op zwaar lichamelijk letsel wordt eveneens als hoog ingeschat, vanwege het
heftige karakter van de mishandelingen, het gegeven dat hij vaak niet uit zichzelf stopt
met schoppen en slaan en het gegeven dat zijn slachtoffers vrijwel altijd fysiek zwakker
zijn dan hijzelf. Het risico op acuut dreigend geweld wordt als hoog ingeschat, gezien de
twee recente geweldsincidenten in het [Instantie 2] en [Instantie 1] .
Verdachte heeft geweigerd om zijn medewerking te verlenen aan dit aanvullende rapport. Daardoor kunnen zij niet toetsen of hij mee zou willen werken met TBS met voorwaarden en/of hij daartoe in staat is. Ook kunnen zij niet overleggen met zijn huidige behandelaren en is het niet duidelijk of en welke medicatie verdachte gebruikt. Nu verdachte ook in een (hoog)beveiligde instelling gewelddadig gedrag heeft vertoond, wordt een zeer hoog beveiligingsniveau nodig geacht om de kans op herhaling van gewelddadig gedrag te verminderen. Vanwege dit recidiverende, gewelddadige, gedrag in een hoog beveiligde setting kan de veiligheid van de omgeving van verdachte onvoldoende worden gegarandeerd met een TBS met voorwaarden. Er is namelijk een langdurige, stapsgewijze behandeling nodig in een zeer hoog beveiligde setting. Volgens de deskundigen zijn er geen andere juridische kaders mogelijk zijn dan TBS met dwangverpleging om dit te bieden.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op een Reclasseringsadvies van 24 augustus 2021, waarin samengevat het volgende wordt weergegeven:
De reclassering schat de kans op recidive op basis van de huidige informatie, waaronder de rapporten van de deskundigen, hoog in. Er is sprake van een lange behandelgeschiedenis met dwangmedicatie, het ontlopen en stoppen met medicatie en het erger worden van problematiek waarbij er sprake is van plotseling explosief agressief gedrag richting willekeurige personen en een weigering om mee te werken aan het opstellen van recente diagnostiek door het NIFP. Zij zien op dit moment nog geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen uit de hierboven weergegeven rapporten van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Dit brengt mee dat de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte in verminderde mate worden toegerekend. Gelet op de aard van de door de deskundigen geschetste problematiek van verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat niet alleen feiten 1, 2 en 3, maar ook de andere feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
6.3.4Maatregel
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of in dit geval naast een onvoorwaardelijke gevangenis-straf ook een TBS-maatregel moet worden opgelegd.
De criteria voor het opleggen van de maatregel van TBS volgen uit artikel 37a Sr: bij verdachte dient ten tijde van het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens te hebben bestaan, de door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van die maatregel. Als sprake is van groot herhalingsgevaar, kan de rechtbank bepalen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr).
Uit het NIFP-rapport van 14 april 2021 volgt dat bij verdachte sprake is van complexe stoornissen. Daarnaast is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen een gevaar vormt voor anderen. Verdachte heeft in een korte periode diverse vergelijkbare geweldsfeiten gepleegd, zelfs toen hij – weliswaar nog steeds zonder medicatie – in streng beveiligde instellingen was geplaatst met daartoe genomen veiligheidsmaatregelen. Verdachte is ook in het verleden in aanraking geweest met politie en justitie vanwege agressie jegens hulpverleners. Met de deskundigen schat de rechtbank de kans op recidive van een geweldsdelict als hoog in.
Dit maakt dat aan de formele criteria voor het opleggen van een TBS-maatregel is voldaan.
De vervolgvraag is óf het opleggen van deze maatregel ook passend is, en zo ja, in welke vorm. De rechtbank ziet zich hier voor een lastige vraag gesteld, omdat een TBS-maatregel in alle gevallen een ultimum remedium moet zijn en deze maatregel, zonder afbreuk te willen doen aan de ernst en impact van de onderhavige feiten, doorgaans wordt opgelegd voor zwaardere feiten. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een TBS-maatregel, in welke vorm dan ook, moet voldoen aan de vereiste proportionaliteit.
Uit de hiervoor weergegeven rapporten kan worden afgeleid dat verdachte – van wie de behandeling in voorlopige hechtenis zich voornamelijk heeft beperkt tot het innemen van medicatie – ook nu nog lijdt aan de eerder gediagnosticeerde stoornissen.. De kans op herhaling van gewelddadig gedrag is hoog indien niet adequaat wordt ingegrepen. Gelet op beide rapporten kan die kans alleen maar op aanvaardbare wijze worden verminderd door het langdurig plaatsen van verdachte in een klinische behandelsetting met, in ieder geval in eerste instantie, een zeer hoog niveau van beveiliging. Gelet op ervaringen in het verleden is het daarbij van belang dat wordt toegewerkt aan stabiliteit. Terugval kan in dit geval enkel worden voorkomen indien na een langdurige behandeling intensieve nazorg en een stapsgewijze resocialisatie plaatsvinden.
Hoewel in het eerste NIFP-rapport nog met de nodige slagen om de arm een lichte voorkeur werd uitgesproken om onderzoek te doen naar het opleggen van een TBS met voorwaarden, wordt in de aanvullende rapportage geconcludeerd dat TBS met dwangverpleging het meest passend is. De rechtbank constateert in dat kader dat van motivatie bij verdachte om zich in te zetten voor zijn behandeling en eventueel te stellen voorwaarden weinig meer blijkt. Op de zitting heeft verdachte verklaard zich aan voorwaarden te willen houden en ook wel in te zien dat hij misschien hulp nodig heeft. Hij wil echter geen behandeling en hij wil ook geen moeilijke gesprekken voeren over zijn problematiek. Los van de forse problematiek waar verdachte mee kampt, de inschatting van de deskundigen dat een lange behandelduur noodzakelijk zal zijn en het feit dat verdachte eerder ook in beveiligde settings, waar weinig druk op hem werd gelegd, tot een uitbarsting is gekomen, maakt deze houding van verdachte dat de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in heeft dat een TBS met voorwaarden het gevaar voor de veiligheid van anderen in voldoende mate zal afwenden. Daar komt bij dat ook niet zeker is of een TBS met voorwaarden überhaupt plaats kan vinden in een klinische behandelsetting die ook geschikt is voor verdachte. Enig onderzoek daarnaar heeft immers niet kunnen plaatsvinden. Dat verdachte inmiddels dwangmedicatie krijgt en zich sindsdien geen incidenten hebben voorgedaan, is onvoldoende om over het voorgaande anders te denken.
Gelet op het voorgaande en op de adviezen van de deskundigen over het behandelperspec-tief van verdachte en de daartoe noodzakelijke setting acht de rechtbank een TBS-maatregel met dwangverpleging voor verdachte het meest passend en geboden. Door het opleggen van TBS met dwangverpleging kan een voldoende stevig kader worden gecreëerd voor de noodzakelijk te achten behandeling in een langdurige, intensieve en hoog beveiligde setting. Een TBS-maatregel met dwangverpleging biedt ook een geschiktere uitgangspositie voor een geleidelijke resocialisatie. De rechtbank hecht daar veel waarde aan nu het in het verleden vaker mis is gegaan en het van belang is dat verdachte zijn behandeling kan afronden en kan toewerken aan een zelfstandiger leven met de zorg en hulp die daarbij past.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, nu aan de (wettelijke) criteria daarvoor is voldaan en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ter beschikking dient te worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de pogingen zware mishandeling en eenvoudige mishandelingen kunnen worden aangemerkt als misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat de totale duur van de TBS-maatregel met dwangverple-ging een periode van vier jaar te boven mag gaan.