ECLI:NL:RBZWB:2021:4704
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 19 juli 2021 van het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden, waarin de schuldhulpverlening aan verzoeker werd beëindigd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 3 augustus 2021 heeft verweerder echter bericht dat de uitvoering van het bestreden besluit opgeschort zou worden totdat er op het beroepschrift was beslist. Hierop heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift.
De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen, maar dat verzoeker niet heeft geprobeerd om verweerder te bewegen de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten voordat het verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend. Hierdoor ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen. Tevens is vastgesteld dat verzoeker het griffierecht niet heeft voldaan, waardoor terugbetaling of vergoeding van het griffierecht niet aan de orde is. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 20 september 2021.