Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 17 september 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], te [plaatsnaam], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
15 augustus 2017 uitgevallen. Werkgever is eigenrisicodrager in de zin van de ZW. In dit kader is door werkgever ziekengeld aan eiser betaald door werkgever. Op 9 maart 2018 en 12 april 2018 bezocht eiser spreekuren van de bedrijfsarts, die eiser hersteld heeft verklaard voor zijn werk met ingang van 13 april 2018.
13 april 2018. Eiser heeft op 16 november 2018 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Omvang geschil
Wettelijk kader
Arbeidsmaatstaf
Medische beoordeling
9 maart 2018 en 12 april 2018. De bedrijfsarts rapporteert het volgende. Hoewel de medische situatie niet geheel duidelijk is, gaat het na aanpassing van de behandeling wel beter met eiser. De bedrijfsarts acht eiser vanaf 13 april 2018 niet langer arbeidsongeschikt.
2 oktober 2018, internist Biemond van 3 januari 2017 en van 15 februari 2017 en internist-infectioloog Van Kasteren van 26 september 2018 betrokken in zijn onderzoek. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 9 oktober 2018 als volgt. Op basis van de beschikbare gegevens en het eigen onderzoek wordt geen onderbouwing gevonden voor het standpunt dat eiser in de periode tussen 16 augustus 2017 en 13 april 2018 (structurele) beperkingen had op grond van ziekte dan wel dat hij hierdoor arbeidsongeschikt was voor zijn arbeid. Eiser gaf tijdens de hoorzitting aan dat hij in de betreffende periode regelmatig zijn huisarts bezocht, alsook internisten. Noch in het huisartsenjournaal, noch in de brieven de specialisten wordt melding gemaakt van medische contacten in de bedoelde periode. In de brief van internist Van Kasteren wordt in de anamnese aangegeven dat eiser minder misselijk is en minder buikklachten heeft. Uit brieven van internist Biemond (meer dan een half jaar vóór 16 augustus 2017) blijkt dat een virale gastro-enteritis (een ontsteking van het spijsverteringsstelsel) het meest waarschijnlijk is. Nadien volgt geen enkel (gedocumenteerd) contact of onderzoek meer. Internist Biemond plande nog een controle op 6 april 2017, met de vermelding dat als het dan goed gaat, de controle beëindigd zal worden. De verzekeringsarts b&b acht het medisch gezien niet aannemelijk dat de spijsverterings-klachten continu of recidiverend zijn blijven bestaan zonder dat eiser daarvoor terug gezien werd door de internist of zijn huisarts. Daarvan is geen bewijs. Mogelijk zijn de klachten onder controle gebleven dankzij het gebruik van Esomeprazol, een maagbeschermer die eiser nog steeds gebruikt (zie de brief van internist Van Kasteren van 26 september 2018). Alles overziend heeft de verzekeringsarts b&b geen medische grond om arbeidsongeschiktheid wegens beperkingen door ziekte of gebrek aan te nemen in de periode van 16 augustus 2017 tot 13 april 2018 en moet eiser hersteld worden geacht voor zijn arbeid per 13 april 2018.
als volgt. Na studie van de ingebrachte medische informatie blijft de verzekeringsarts b&b bij het standpunt dat er onvoldoende medische argumenten zijn die het aannemelijk maken dat eiser gedurende een periode van 8 maanden (tussen 16 augustus 2017 en 13 april 2018) wegens ziekte of gebrek arbeidsongeschikt was voor zijn werk als inpakker. Uit de informatie van Van Kasteren blijkt geen eenduidige medische verklaring voor de misselijkheid, noch dat eiser continu (gedurende maanden) aan misselijkheid leed. Misselijkheid kan een vervelende klacht zijn, maar is op zich geen reden tot arbeidsongeschiktheid voor het werk als inpakker. Er zijn geen structurele beperkingen te benoemen waardoor eiser zijn maatgevende arbeid gedurende acht maanden niet zou kunnen uitvoeren. Het werk is fysiek niet zwaar, er worden lichte voorwerpen getild en het werk gebeurt meestal staande.
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 17 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.