ECLI:NL:RBZWB:2021:4669

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
02-133517-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met de dood en brandstichting in Vlissingen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 24 mei 2021 in Vlissingen een persoon heeft bedreigd met de dood en brand heeft gesticht in een woning. De verdachte heeft de bedreiging geuit door een hamer en sikkel te tonen en te zeggen: 'ik maak je kapot, ik ga je vermoorden'. Daarnaast heeft hij een gordijn in brand gestoken, wat leidde tot een felle brand en groot gevaar voor omwonenden. De zaak is inhoudelijk behandeld op 7 september 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten wettig en overtuigend bewezen had verklaard, met uitzondering van het medeplegen van de brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat een andere persoon hierbij betrokken was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een hamer en een sikkel, onttrokken worden aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-135517-21
vonnis van de meervoudige kamer van 21 september 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1982 te [Geboorteland]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 september 2021, waarbij de officier van justitie, mr. A.I.M.M. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [Slachtoffer] heeft bedreigd door een hamer en sikkel te tonen en te zeggen “ik maak je kapot en ik ga je vermoorden” (feit 1). Daarnaast heeft verdachte al dan niet met een ander brand gesticht in een woning aan de [Straatnaam] te Vlissingen, door een gordijn in die woning in brand te steken (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangiftes van [Naam] en [Slachtoffer] , de bevindingen van de brandweer en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte de feiten heeft bekend en dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Met betrekking tot de brandstichting heeft de verdediging aangevoerd dat het medeplegen niet bewezen kan worden omdat verdachte heeft verklaard dat hij het alleen heeft gedaan en [Slachtoffer] heeft ontkend dat hij er bij was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank acht de tenlastegelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onderdeel medeplegen van de onder 2 tenlastegelegde brandstichting. Verdachte heeft wel verklaard dat [Slachtoffer] op 24 mei 2021 is meegegaan naar de woning van [Naam] aan de [Straatnaam] te Vlissingen, maar dat [Slachtoffer] geen enkele rol heeft gehad bij de feitelijke brandstichting. Nu [Slachtoffer] heeft ontkend dat hij bij die woning aanwezig is geweest, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank het wettige bewijs voor het tenlastegelegde medeplegen.
De rechtbank acht ook de bedreiging van [Slachtoffer] vóór de komst van de politie wettig en overtuigend bewezen. [Slachtoffer] heeft daarover verklaard dat verdachte hem met een hamer en sikkel heeft bedreigd en daarbij heeft gezegd dat hij [Slachtoffer] dood ging maken. Deze verklaring vindt steun in het gegeven dat de politie op de bank in de woning van verdachte een hamer en sikkel heeft aangetroffen. Ook past deze verklaring bij de uitlatingen die verdachte die nacht ten overstaan van de meldkamer van de politie heeft gedaan. Bij die gelegenheid heeft verdachte meegedeeld dat hij iemand wilde vermoorden. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan de verklaring van [Slachtoffer] te twijfelen, zodat zij aan de ontkennende verklaring van verdachte, die geen steun vindt in de bewijsmiddelen, voorbij gaat.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 24 mei 2021 te Vlissingen [Slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [Slachtoffer] dreigend een hamer en een sikkel te tonen en daarbij die [Slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “ik maak je kapot, ik ga je vermoorden” ;
2
op 24 mei 2021 te Vlissingen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [Straatnaam] door open vuur in aanraking te brengen met een gordijn in die woning, ten gevolge waarvan dat gordijn geheel is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de inboedel van die woning, en levensgevaar voor de bewoners/aanwezigen van de naastgelegen en bovengelegen woningen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners/aanwezigen van de naastgelegen en bovengelegen woningen, te duchten was;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde straf in het geval van verdachte niet logisch is omdat het eigenlijk juist de goede kant op ging met verdachte. Verdachte heeft het besef gehad dat hij niet juist had gehandeld en heeft daarom ook zelf de politie gebeld. De verdediging is van mening dat de samenleving niet gediend is met het opleggen aan verdachte van vier jaar gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 24 mei 2021 brand gesticht in een woning aan de [Straatnaam] te Vlissingen. Verdachte heeft dat gedaan als vergelding voor de vernieling van een ruit van zijn woning, waarvan hij meende dat [Naam] dat had gedaan. Verdachte heeft in de nachtelijke uren doelbewust en uit wraak die brand gesticht, terwijl hij op dat moment wist dat er mensen boven en naast dat pand woonden. Enkel door de alerte reactie van een getuige en door snel ingrijpen door de brandweer kon worden voorkomen dat de brand over zou slaan naar de omliggende woningen. Daarnaast was er veel rookontwikkeling naar de bovenwoning en de naastgelegen woning op de [Straatnaam] en werd een zeer hoge koolmonoxide- en roetwaarde gemeten. Aangezien de bewoners op bed lagen was het gevaar voor de omwonenden door de brand bijzonder groot en door de rookontwikkeling was ook de kans op verstikking groot. Het zo plotseling in de nacht moeten evacueren en daarbij alles achter te moeten laten, zal een grote impact hebben gehad op de omwonenden.
Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan de bedreiging van [Slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat voor een brandstichting als de onderhavige, waarbij het leven van meerdere omwonenden direct in groot gevaar werd gebracht, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarnaast heeft verdachte ook nog een ander bedreigd met de dood. Voor het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank ook rekening moeten houden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor het plegen van geweldsdelicten.
Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport. Uit die rapportage is duidelijk geworden dat de reclassering de kans op recidive als gemiddeld tot hoog heeft ingeschat en dat er volgens de reclassering zorgen zijn op meerdere leefgebieden. De reclassering is dan ook van mening dat een traject binnen het forensisch kader noodzakelijk is en dat daarnaast onderzocht zal moeten worden welke (begeleide of beschermde) woonvorm geschikt is voor verdachte. Op grond van haar bevindingen heeft de reclassering geadviseerd om bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- meewerken aan middelencontrole;
- meewerken aan diagnostiek.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van met name de brandstichting, een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden. Teneinde het recidiverisico in te perken en als stok achter de deur, zal de rechtbank een deel van die gevangenisstraf, te weten 12 maanden, voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering voorgestelde begeleiding en voorwaarden met een proeftijd van drie jaar.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zij vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat feit 1 is begaan met behulp van die voorwerpen.
Verder zijn die voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zich zal melden bij Antes Reclassering, Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, of bij de SVG instelling van de regio waar verdachte gaat verblijven, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich onder behandeling zal stellen bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek gericht op zijn psychosociaal functioneren uitgevoerd door De Waag en een eventueel daaruit voortkomende ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of soortgelijke zorgverlener;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Antes reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 2 stuks gereedschap (een hamer en een sikkel);
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 september 2021.
Mr. A.L. Hoekstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.