ECLI:NL:RBZWB:2021:4666

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3117
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om handhaving

In deze zaak heeft eiseres op 17 juli 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op haar verzoek om handhaving. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft besloten om de behandeling ter zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 20 mei 2021 de aanvraag heeft ontvangen en uiterlijk op 15 juli 2021 had moeten beslissen. Eiseres heeft het college op 1 juli 2021 in gebreke gesteld, maar de rechtbank concludeert dat het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten van de Awb voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig op 17 september 2021 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3117 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 17 juli 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een
besluit door het college op haar verzoek om handhaving.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 17 mei 2021 heeft eiseres het college verzocht om handhavend op te treden tegen het bouwwerk, de voormalige carport, op het perceel [adres] te [plaatsnaam].
Bij brief van 1 juli 2021 heeft eiseres het college medegedeeld dat de redelijke beslistermijn is verstreken. Eiseres stelt dat het college in gebreke is gebleven op het verzoek te beslissen en heeft het college verzocht dit alsnog binnen twee weken te doen.
Op 17 juli 2021 heeft eiseres digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het verzoek om handhaving door het college.
Bij besluit van 5 augustus 2021 heeft het college aan de overtreder een last onder dwangsom opgelegd.
Het college heeft bij brief van 6 augustus 2021 de op de procedure betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. Het bestuursorgaan moet in dit geval binnen een redelijke termijn beslissen en die is in ieder geval verstreken als er acht weken na het indienen van de aanvraag zijn verstreken (artikel 4:13, eerste en tweede lid, van de Awb). Het college ontving de aanvraag op 20 mei 2021. Het college had dus uiterlijk op 15 juli 2021 moeten beslissen.
Eiseres heeft het college op 1 juli 2021 in gebreke gesteld. Hiervoor is vastgesteld dat het college uiterlijk op 15 juli 2021 dient te beslissen op de aanvraag, zodat op het moment van indiening van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres het college nog op enig moment na het einde van de beslistermijn in gebreke heeft gesteld.
Daarmee voldoet het beroepschrift niet aan de in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaalde vereisten voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. De rechtbank merkt op dat het college op 5 augustus 2021 een last onder dwangsom heeft opgelegd aan de overtreder. De rechtbank kan uit het dossier echter niet afleiden of het besluit ook aan eiseres bekend is gemaakt waarmee op haar verzoek om handhaving is beslist.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 17 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.