In deze zaak heeft eiseres, een natuurlijke persoon, beroep ingesteld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar Wob-verzoek van 1 maart 2021. Eiseres heeft op 28 juli 2021 beroep ingesteld, nadat de minister de beslistermijn had overschreden. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 1 maart 2021 een Wob-verzoek heeft ontvangen, maar dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de minister op 9 juni 2021 in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen drie weken na de uitspraak alsnog een beslissing op het Wob-verzoek bekend te maken. Tevens is de minister veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 360,- vergoeden en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 374,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn en de vraag of er een dwangsom verschuldigd is.