ECLI:NL:RBZWB:2021:4656

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3161 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiten woning met opstallen voor 6 maanden op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.R. Aerts, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Sluis, dat op 12 juli 2021 is genomen. Dit besluit houdt in dat de woning en opstallen aan [adres verzoeker] te [plaats woning] voor de duur van zes maanden gesloten dienen te worden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van deze voorziening, aangezien hij de woning wil renoveren.

Tijdens de zitting op 15 september 2021 in Middelburg is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T. Breeschoten en K. Post. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat aan de formele vereisten voor het treffen van een voorlopige voorziening is voldaan, maar dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Verzoeker woont niet zelf in de woning en huurt sinds mei 2021 een andere woning. Hij heeft verklaard dat hij in 2019 is begonnen met de renovatie van de woning en dat hij nog een half jaar tot een jaar nodig heeft om in de woning te kunnen intrekken.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de gevraagde voorziening kan worden getroffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit van de burgemeester niet evident onrechtmatig is, gezien de bestuurlijke rapportage. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3161 OPIUMW VV

uitspraak van 16 september 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
en

de burgemeester van de gemeente Sluis, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juli 2021 (bestreden besluit) van verweerder inzake de sluiting van de woning en opstallen aan [adres verzoeker] te [plaats woning] voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 15 september 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T. Breeschoten en K. Post.

Overwegingen

1. In artikel 8:81, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter concludeert dat aan de twee in artikel 8:81, van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoeker een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en deze rechtbank bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
3. De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van het vereiste spoedeisend belang.
4. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Dit spoedeisend belang is volgens verzoeker gelegen in het feit dat hij de woning wenst te renoveren.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker woont niet zelf in de woning. Hij huurt sinds mei 2021 een woning in [woonplaats verzoeker] . Verzoeker heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij begin 2019 is begonnen met de renovatie van de woning in [plaats woning] en dat hij nog een half jaar tot een jaar nodig heeft eer hij zijn intrek kan nemen in de woning. Niet gesteld of gebleken is dat verzoeker financieel niet in staat is de beslissing op zijn bezwaarschrift af te wachten. Er is dus op dit moment bij verzoeker geen sprake van een acute noodsituatie
6. De gevraagde voorziening kan verder worden getroffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure stand zal houden. Gelet op de bestuurlijke rapportage acht de voorzieningenrechter het besluit van verweerder niet evident onrechtmatig.
7. Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek zal afwijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 16 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.