ECLI:NL:RBZWB:2021:4642

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1058
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake dwangsombeschikking

Op 17 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 27 juli 2021, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had op 20 december 2020 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking door de gemeente [plaatsnaam 2]. Dit bezwaar werd door de gemeente als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank, die het op 4 maart 2021 ontving. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het griffierecht niet tijdig was betaald.

De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak en voerde aan dat hij op 10 juli 2021 een beroep op betalingsonmacht had gedaan. De verzetrechter constateerde dat deze brief abusievelijk in een verkeerd dossier was gevoegd, wat leidde tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was. De verzetrechter oordeelde dat het verzet gegrond was, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek naar de ontvankelijkheid van het beroep hervat moest worden.

De rechtbank merkte op dat er geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn en dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1058 AVG V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2021 op het verzet van

[naam opposant ] , te [plaatsnaam 1] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft bij brief van 20 december 2020 aan de gemeente [plaatsnaam 2] , ontvangen bij de gemeente op 22 december 2020, bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking door het college. De voorzitter van de commissie bezwaarschriften van de gemeente [plaatsnaam 2] heeft de brief van 20 december 2020 aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden aan de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift op 4 maart 2021 ontvangen.
Bij uitspraak van 27 juli 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De verzetrechter heeft afgezien van het horen van opposant.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
2. In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden kan de rechtbank in deze zaak alleen toekomen als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij bij brief van 10 juli 2021 een beroep heeft gedaan op betalingsonmacht.
4. De verzetrechter is gebleken dat de brief van opposant van 10 juli 2021 met het beroep op betalingsonmacht abusievelijk in een verkeerd dossier is gevoegd.
5. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 27 juli 2021 ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was. De zaak is dus ten onrechte zonder zitting afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan. Dit houdt in dat de brief van opposant van 10 juli 2021 waarin hij een beroep doet op betalingsonmacht zal worden betrokken bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep.
Ter voorlichting merkt de rechtbank nog op dat ook na verdere behandeling het eindoordeel kan zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is.
6. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 17 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.