ECLI:NL:RBZWB:2021:464

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5816
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van zorg op school en afwijzing van persoonsgebonden budget voor een kind met autisme en ADHD

In deze zaak hebben eisers, ouders van een kind met een stoornis in het autistisch spectrum en ADHD, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. Het college had hen 14,5 uur zorg op school in natura toegekend, maar weigerde een persoonsgebonden budget (pgb) voor 3 uur zorg thuis op woensdagochtend. De rechtbank heeft op 4 februari 2021 uitspraak gedaan. De ouders verzochten om versnelde behandeling, maar dit werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden de zorg op school had toegekend en dat de ouders niet aannemelijk hadden gemaakt dat zorg in natura niet passend was. De rechtbank concludeerde dat de ouders niet tijdig gebruik hadden gemaakt van het zorgaanbod en dat de kosten voor de zorg die zij zelf hadden betaald niet vergoed hoefden te worden. De rechtbank oordeelde ook dat de duur van de indicatie voor zorg op school niet onredelijk was en dat het college medewerking aan een onderzoek naar de zorgbehoefte van hun kind had mogen verlangen. Het verzoek om een pgb voor de woensdagochtend werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college inmiddels een pgb had toegekend voor deze zorg. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond voor de zorg op school.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5816 WET

uitspraak van 4 februari 2021 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser, en [naam eiseres] , eiseres, te [plaatsnaam] ,

tezamen eisers,
gemachtigde: mr. L. Meys,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal(het college),
verweerder,
gemachtigde: mr. S.E.A. Groeneveld.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 26 maart 2020 (bestreden besluit) van het college over de toekenning van 14,5 uur per week zorg op school in natura voor hun zoon [naam zoon] en de weigering om voor hem een persoonsgebonden budget (pgb) toe te kennen voor 3 uur per week zorg thuis op de woensdagochtend.
Eisers hebben verzocht om versnelde behandeling. De rechtbank heeft dit verzoek op 18 mei 2020 afgewezen, omdat de noodzaak tot versnelde behandeling ontbrak.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 24 november 2020. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, drs. R.M.E. van de Weijgert en [naam vertegenwoordiger] .
De uitspraaktermijn is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
[naam zoon] , geboren op 25 februari 2006, heeft een stoornis in het autistisch spectrum, ADHD en is licht verstandelijk beperkt. Er is sprake van brede ontwikkelingsproblematiek op alle gebieden en hij heeft een verstoorde prikkelverwerking.
Het college heeft [naam zoon] , na een bezwaar- en beroepsprocedure, bij besluit op bezwaar van
13 juli 2017 met ingang van 1 januari 2016 in aanmerking gebracht voor zorg op grond van de Jeugdwet. Er is een pgb verstrekt voor de volgende zorg: begeleiding individueel (1.023 uur formele zorg, 565 uur informele zorg en 300 uur informele zorg door [naam zoon] oma), kortdurend verblijf (13 etmalen per jaar) en gespecialiseerde GGZ-zorg (24 uur). Dit algemene pgb loopt tot 13 juli 2020.
Eisers hebben in juli 2019 verzocht om ondersteuning van [naam zoon] op school. De zorgvraag vanuit school is 14,5 uur per week. Daarnaast hebben zij extra zorg thuis verzocht, te weten een pgb voor 3 uur muziektherapie (of gelijkwaardige therapie) op de woensdagochtend.
In een e-mail van 5 augustus 2019 heeft [naam kwaliteitsmedewerker jeugd van het college] (kwaliteitsmedewerker Jeugd van het college) hierop gereageerd. Vervolgens heeft het college op 23 augustus 2019 het voornemen voorgehouden om aan eisers ten behoeve van [naam zoon] jeugdhulp te indiceren, bestaande uit: Hoogcomplex A, 14,5 uur zorg per week op school, 3 maanden vanaf start zorg, te leveren door Amarant.
Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hangende het bezwaar hebben zij aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 17 oktober 2019 afgewezen (zaaknummer 19/4819) vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.
Bij besluit van 8 oktober 2019 heeft het college het voornemen uit de brief van 23 augustus 2019 gewijzigd. Het college kent aan [naam zoon] jeugdhulp toe: 14,5 uur zorg per week op school, 3 maanden vanaf start zorg. Het college stelt dat - voordat een pgb kan worden toegekend - deskundig onderzoek zal moeten worden verricht en dat het dat niet heeft kunnen doen omdat er, ondanks verschillende pogingen van zijn kant om uit de impasse te komen, onvoldoende medewerking is van eisers. Hoewel het college daarom bevoegd is eisers’ aanvraag af te wijzen heeft het in het belang van [naam zoon] toch jeugdhulp toegekend. Voor [naam zoon] wordt zorg op school in natura voor 3 maanden verstrekt, zodat hij een goede start op zijn nieuwe school kan maken. Het college is bereid uit te gaan van de door eisers genoemde 14,5 uur per week. Het verzoek om een pgb voor de extra uren op de woensdagochtend wijst het college af, omdat niet aannemelijk is geworden dat een dergelijke ondersteuning thuis, in aanvulling op het reeds verstrekte algemene pgb, aangewezen is.
De door het college toegekende zorg op school is per 4 november 2019 gestart.
Op 18 november 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
In de brief van 25 november 2019 vermeldt het college onder meer bereid te zijn om de jeugdhulp in natura van 14,5 uur per week op school te verlengen tot het einde van het schooljaar 2019-2020 (tot 11 juli 2020) en die tijd te benutten om in alle rust het noodzakelijke onderzoek (zowel in het kader van jeugdhulp op school, als in de thuissituatie) uit te kunnen voeren en de besluitvorming (ruim) voor de start van het nieuwe schooljaar af te kunnen ronden.
In hun reacties van 24 december 2019 en 13 januari 2020 verzoeken eisers onder meer de indicatie voor zorg op school te verlengen tot [naam zoon] 18e verjaardag (om tussentijdse herindicatie te voorkomen) en om vergoeding van de door hen voorgefinancierde zorg met terugwerkende kracht. Tot slot stellen eisers dat [naam zoon] , naast de 14,5 uur zorg per week op school, behoefte heeft aan een pgb van 3 uur per week (waarvan 1 uur muziektherapie of gelijkwaardig) met als uitgangspunt prikkelverwerking op de woensdagochtend.
Bij brief van 15 januari 2020 betwist het college dat er overeenstemming is over de zorg op school voor 14,5 uur per week. Het college is bereid coulancehalve de indicatie voor zorg op school voor 14,5 uur te verlengen tot het einde van het schooljaar (tot 11 juli 2020), als eisers onvoorwaardelijk aan het onderzoek meewerken. Uit het nog uit te voeren onderzoek zal de noodzaak van zorg op school moeten blijken. Het college is dan ook niet bereid om – vooruitlopend op dat onderzoek – de huidige indicatie te verlengen tot [naam zoon] 18 jaar wordt, noch om een pgb voor 3 uur muziektherapie of gelijkwaardige jeugdhulp toe te kennen. Tot slot stelt het college dat er geen rechtsgrond is om tot vergoeding van kosten over te gaan.
In hun reactie van 29 januari 2020 hebben eisers aangegeven bereid te zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek onder de toezegging dat er over het huidige schooljaar zorg op school voor 14,5 uur per week wordt toegekend. Eisers verzoeken het onderzoek zo spoedig mogelijk in gang te zetten. Eisers handhaven hun standpunt ten aanzien van het pgb voor muziektherapie of gelijkwaardige jeugdhulp voor 3 uur per week en vergoeding van de voorfinanciering van de zorg op school vanaf aanvang van het schooljaar.
Bij besluit van 7 februari 2020 is aan eisers gemeld dat de jeugdhulp coulancehalve wordt verlengd voor 14,5 uur zorg per week op school over de periode 4 februari tot en met 10 juli 2020.
Eisers hebben ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 16 maart 2020 heeft het college aan eisers meegedeeld dat het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) niet bereid is om onderzoek te doen naar de zorgbehoefte van [naam zoon] , onder andere omdat recent nog onderzoek heeft plaatsgevonden vanuit het Leids Universitair Behandel- en Expertise Centrum (LUBEC). Het CCE heeft geen enkele reden om de expertise of uitkomsten van dit onderzoek in twijfel te trekken. Er zijn vanuit het LUBEC ook geen aanvullende vraagstukken geopperd waarin het CCE aanvullend zou kunnen zijn. Het college was niet op de hoogte van dit onderzoek door het LUBEC, maar vindt dat wel een goede aanleiding om van hieruit onderzoek naar de zorgbehoefte van [naam zoon] op te starten. Het college verzoekt om alle relevante gegevens, onderzoeken en rapporten, waaronder het onderzoek van het LUBEC en van de psycholoog van het Breda College over te leggen.
Partijen hebben tussentijds, afgezien van voormelde correspondentie, verschillende keren per e-mail en brief op elkaar gereageerd.
2.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft het college eisers’ bezwaren tegen de brieven en besluiten van 23 augustus 2019, 8 oktober 2019 en 7 februari 2020 ongegrond verklaard. Het college constateert daarbij dat het besluit van 7 februari 2020 onbevoegd is genomen en bekrachtigt dat besluit.
Het college stelt nooit een gedegen en onafhankelijk onderzoek te hebben kunnen uitvoeren naar de problematiek van [naam zoon] . Eisers hebben niet voldaan aan de medewerkingsplicht en zo de onderzoekstaken van het college onmogelijk gemaakt. De hulpvraag van [naam zoon] is daardoor onvoldoende in beeld gebracht, wat het college niet te verwijten is. Er hebben weliswaar eerder onderzoeken plaatsgevonden, maar er hebben sindsdien ook verschillende wijzigingen in [naam zoon] situatie en het gezin plaatsgevonden. Daarnaast zit [naam zoon] inmiddels op de middelbare school, wat ook een wijziging in de hulpvraag met zich meebrengt. In het bezwaarschrift hebben eisers melding gemaakt van een onderzoek door het LUBEC. Het college kent dit onderzoek niet, omdat eisers hem daarvan niet in kennis hebben gesteld. Ondanks het ontbreken van een goed onderzochte hulpvraag heeft het college toch besloten om zorg op school toe te kennen voor 3 maanden, om zo de overgang voor [naam zoon] zo makkelijk mogelijk te maken. Bij de indicatie voor zorg op school is uitgegaan van een zorgprofiel (Hoogcomplex A en Arrangement professioneel 8, duurzaam laag, 9 tranches), niet om de jeugdhulp te kwalificeren, maar omdat dat de enige mogelijkheid is om de met de voorziening samenhangende kosten (€ 36.000,-) te dekken. Het college begrijpt dat eisers [naam zoon] niet herkennen in het zorgprofiel, maar deze kwalificatie heeft een formele, administratieve achtergrond en eisers’ belangen worden daarmee niet onevenredig geschaad. Van belang is dat de zorg die [naam zoon] nodig heeft ook feitelijk wordt toegekend.
Omdat er geen deugdelijk onderzoek heeft kunnen plaatsvinden en [naam zoon] hulpvraag niet duidelijk is, ziet het college geen aanleiding om de tijdelijke indicatie door te laten lopen tot zijn 18e verjaardag.
Het college heeft voorts, vanwege het ontbreken van medewerking van eisers, geen reden gezien om de zorg in de vorm van een pgb te verstrekken, nu sprake is van een coulancehalve toekenning en niet gebleken is dat zorg in natura niet passend is.
De zorg thuis op woensdagochtend gedurende 3 uur is afgewezen, omdat het college op geen enkele wijze heeft kunnen vaststellen dat [naam zoon] op deze hulp is aangewezen.
Ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de zorg op school die eisers vanaf een bepaald moment zelf hebben gefinancierd, stelt het college dat al op 5 augustus 2019 een aanbod is gedaan om zorg op school in de vorm van zorg in natura door Amarant te verstrekken, dus voor de start van het schooljaar. Eisers waren het niet eens met de vorm van de zorg (in natura) en de kwalificatie (Hoogcomplex A). Zij hebben er niet voor gekozen met Amarant een plan op te stellen, maar besloten zelf zorg in te kopen ondanks de verleende indicatie. Dit komt voor hun rekening en risico. Er is geen sprake van een schadeveroorzakend, onrechtmatig besluit, zodat het college niet gehouden is tot vergoeding van de kosten.
3.
Beroepsgronden
Eisers hebben in beroep, samengevat, aangevoerd dat het onderzoek door het college niet zorgvuldig is geweest, omdat de hulpvraag van [naam zoon] , zijn problemen en stoornissen en welke hulp naar aard en omvang nodig is onvoldoende in kaart is gebracht, terwijl dit met de beschikbare gegevens wel mogelijk was. Volgens eisers ligt de onderzoeksplicht naar de benodigde jeugdhulp voor [naam zoon] bij het college en zij betwisten onvoldoende medewerking te hebben verleend. Zij zijn enkel kritisch geweest over de door het college gezette stappen, mede omdat er in het verleden al uitvoerig onderzoek door het LUBEC is verricht, maar ook recent, en er specifiek onderzoek is verricht door het Breda College naar zorg op school. Uit het onderzoek door de psychologe van het Breda College en het onderzoek door de maatschappelijk jeugdwerker, waarvan het college op de hoogte was en waarmee het heeft ingestemd, is concreet en overzichtelijk naar voren gekomen dat [naam zoon] , vanwege zijn problematiek, 14,5 uur per week zorg in onderwijs nodig heeft. Ook uit het onderzoek van het LUBEC blijken de problematiek en beperkingen van [naam zoon] en dat 3 uur zorg per week op woensdagochtend nodig is.
Daarnaast stellen eisers dat door het college onvoldoende is gemotiveerd waarom de zorg in natura wordt verstrekt in een niet-passend zorgprofiel en voor zo’n korte duur. Daarbij doen eisers een beroep op het vertrouwensbeginsel, onder verwijzing naar de e-mail van [naam kwaliteitsmedewerker jeugd van het college] van 5 augustus 2019. Eisers stellen dat aan hen 14,5 uur zorg op school en 3 uur per week, muziektherapie of gelijkwaardig, thuis in de vorm van een pgb had moeten worden toegekend, omdat zij die keuzevrijheid hebben en zij zich hebben georiënteerd op de mogelijkheden in natura. Volgens eisers is het bestreden besluit daarom onrechtmatig en komt hen schadevergoeding toe. Eisers dienen over de periode augustus tot en met november 2019 in aanmerking te worden gebracht voor een pgb en wensen de door hen betaalde gelden terug te ontvangen, met wettelijke rente.
Ter onderbouwing van hun standpunt hebben eisers onder meer informatie van orthopedagoog/GZ-psycholoog Dijkxhoorn/ Ambulatorium/ Universiteit Leiden van
6 juni 2015 en 16 mei 2016, de rapportage van het LUBEC van 27 januari 2020 en de Inventarisatie zorg- en ondersteuningsbehoefte van het Breda College van 1 april 2019 overgelegd.
4.
Verweer
Het college heeft in reactie op de beroepsgronden, samengevat aangevoerd dat het aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Het college erkent dat de onderzoeksverplichting bij hem ligt, maar het is aan eisers om feiten en omstandigheden aan te voeren en zij hebben nagelaten dit (tijdig) te doen. Als gevolg daarvan was het voor het college niet mogelijk het noodzakelijke onderzoek te starten voordat de beslissing op bezwaar diende te worden genomen. De rapportage van het LUBEC uit januari 2020 en het onderzoek door het Breda College uit 2019 waren ten tijde van het bestreden besluit niet beschikbaar voor het college. Eisers hebben het college daar niet uit eigener beweging op geattendeerd en die rapportage en het volledige onderzoek van het Breda College pas op 14 april 2020 overgelegd. Het kan het college dan ook niet worden verweten dat deze rapportages niet bij de beslissing op bezwaar zijn betrokken. Het college is op grond van deze stukken niet in staat om de specifieke hulpbehoefte van [naam zoon] te bepalen. Het onderzoek van het LUBEC kan als uitgangspunt worden gebruikt voor het eigen onderzoek door het college. Aanvullend onderzoek is echter nodig, omdat met dit rapport weliswaar de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen bij [naam zoon] zijn vast te stellen, maar de overige vragen zijn daarmee niet beantwoord. Het onderzoek van het Breda College is geen daadwerkelijk onafhankelijk onderzoek, maar een inschatting van de school van de begeleidingsbehoefte van [naam zoon] op school. Door het college/ de jeugdprofessional zal aan de hand van dat document en mogelijk aanvullend onderzoek, moeten worden beoordeeld in hoeverre de door de school ingeschatte jeugdhulp inderdaad noodzakelijk is en in hoeverre daarin door het college, dan wel de school (als passend onderwijs) dient te worden voorzien. Dat aanvullend onderzoek zal in ieder geval omvatten een gesprek met de ouders en [naam zoon] , en verder eventueel het voeren van overleg met de behandelend sector, de school en een onafhankelijk deskundigenonderzoek.
Met betrekking tot het door eisers gewenste pgb stelt het college nog dat er geen oriëntatie op het beschikbare aanbod in natura heeft plaatsgevonden en er door eisers geen pgb-plan is ingediend. Daarbij is de zorg op school de afgelopen periode op verzoek van eisers juist geleverd door Amarant, zodat er kennelijk een passende voorziening mogelijk is binnen het aanbod in natura.
5.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Oordeel van de rechtbank
6.1
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of de besluiten van het college, waarbij aan eisers voor [naam zoon] , per 4 november 2019 tot (uiteindelijk) het einde van het schooljaar 2019-2020, 14,5 uur per week zorg op school in natura is toegekend en een pgb voor 3 uur per week zorg thuis op de woensdagochtend is geweigerd, op goede gronden zijn genomen.
[naam zoon] heeft met ingang van 4 november 2019 tot het einde van het schooljaar 2019-2020
14,5 uur per week zorg op school in natura ontvangen, verleend door Amarant. Deze zorg heeft het college ook over het schooljaar 2020-2021 toegekend. Dat is verder niet in geschil. Waar het eisers in deze procedure nog om gaat, is dat zij over de periode van 19 augustus tot 4 november 2019 de zorg op school zelf hebben betaald. Die zorg is eveneens geleverd door Amarant. Eisers stellen dat het college die kosten dient te vergoeden, omdat de besluiten van het college onrechtmatig zijn. Daarnaast kunnen eisers zich niet verenigen met de duur van de indicatie voor zorg op school, die beperkt is gebleven tot één schooljaar. Evenmin zijn eisers het eens met het weigeren van een pgb voor 3 uur zorg per week, waarvan 1 uur muziektherapie of gelijkwaardige therapie, thuis op de woensdagochtend. Dat de zorg op school is toegekend in natura is, zoals ter zitting besproken, niet meer in geschil en zal daarom niet verder worden besproken.
Meer concreet ligt dan ook allereerst aan de rechtbank de vraag voor of het college gehouden is de door eisers over de periode van 19 augustus tot 4 november 2019 betaalde zorg op school te vergoeden. Vervolgens dient de rechtbank de duur van de indicatie te beoordelen en of deze op goede gronden beperkt is tot één schooljaar. Ten slotte komt de zorg van 3 uur per week op woensdagochtend aan de orde.
6.2
Zorg op school over de periode van 19 augustus tot 4 november 2019
De rechtbank overweegt dat aan eisers met de e-mail van 5 augustus 2019 een voorstel is gedaan voor zorg op school, op grond van een tijdelijk pgb met de maximale vergoeding behorend bij het zorgprofiel Hoogcomplex B. Voorwaarden zijn wel dat eisers (onder meer) volledige medewerking verlenen aan een breed onderzoek naar een compleet beeld van de zorg die [naam zoon] nodig heeft en dat de jeugdprofessional [naam zoon] kan zien en spreken. Vervolgens is op 23 augustus 2019 aan eisers voorgehouden dat het voornemen bestaat om jeugdhulp voor [naam zoon] op basis van het zorgprofiel Hoogcomplex A, te weten 14,5 uur zorg per week op school, voor de duur van 3 maanden vanaf start zorg, te beschikken aan Amarant.
Het college heeft erkend dat de brief van 23 augustus 2019 (later gewijzigd bij besluit van 8 oktober 2019) niet kan worden gekwalificeerd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Desondanks hadden eisers, mede gelet op de e-mail van 5 augustus 2019, tijdig van zorg op school gebruik kunnen maken. Dat zij er voor hebben gekozen dat niet te doen, dient voor hun rekening en risico te blijven.
Eisers stellen dat zij van voormeld voorstel en het zorgaanbod in de brief geen gebruik hebben kunnen en hoeven maken, omdat deze onacceptabel waren. Ze waren niet-acceptabel, vanwege de daarin vermelde niet op [naam zoon] zorgvraag aansluitende Hoogcomplex-zorgprofielen, de verlangde medewerking aan een onderzoek en omdat geen pgb werd toegekend. Pas met het besluit van 8 oktober 2019 is de juiste zorg toegekend, maar dat was ruim na aanvang van het schooljaar 2019-2020. Eisers konden daarom niet anders dan de zorg op school vanaf het begin van dat schooljaar zelf betalen.
ten aanzien van het zorgprofiel
De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat het college meermalen heeft uitgelegd dat de zorgprofielen Hoogcomplex in dit geval niet bedoeld waren om aard en omvang van de zorg te kwalificeren, maar dat deze slechts een formele, administratieve achtergrond hadden om de (hoge) financiering van de jeugdhulp voor [naam zoon] mogelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat het indiceren op basis van deze zorgprofielen om administratieve en financiële redenen in deze zaak niet onredelijk was. Het college kon het op goede gronden belangrijker achten dat aan [naam zoon] de juiste (hoeveelheid) zorg kon worden geleverd, dan dat de administratieve codes één op één op de zorgbehoefte van [naam zoon] pasten. Eisers waren er, blijkens hun brief van 19 juli 2019 en e-mail van 20 oktober 2019, ook reeds in juni/juli 2019 al van op de hoogte dat alleen vanwege de financiering een bepaald zorgprofiel werd gehanteerd en niet om de jeugdhulp te kwalificeren. Eisers hebben in hun brief van 19 juli 2019 namelijk aangegeven dat zij niet akkoord kunnen gaan met (het zorgprofiel) Hoogcomplex B, (onder meer) omdat de inhoud van dit arrangement niet aansluit op [naam zoon] zorgvraag,
alleen op de financiering. In eisers’ e-mail van 20 oktober 2019 is vermeld dat op 5 juni 2019 een gesprek is geweest met de jeugdprofessional over
de bekostigingvan de zorg op school door (het zorgprofiel) Hoogcomplex B. Hieruit concludeert de rechtbank dat eisers ten tijde van het voorstel van 5 augustus 2019 en het zorgaanbod in de brief van 23 augustus 2019 er van op de hoogte waren dat de vermelde zorgprofielen slechts bedoeld waren ter financiering van de zorg en dat die zorg meteen aan het begin van het schooljaar kon worden opgestart als zij hun akkoord gaven.
ten aanzien van de medewerking aan een onderzoek
Het college heeft gesteld dat, ondanks dat er meerdere onderzoeksrapportages waren, er geen, dan wel onvoldoende recente stukken waren om indertijd de hulpvraag en -behoefte van [naam zoon] te kunnen vaststellen. De wel recentere stukken van het Breda College hebben eisers pas op 14 april 2020 volledig overgelegd en ook de stukken van het LUBEC waren pas toen voor het college beschikbaar, terwijl ook deze stukken nog aanvullend onderzoek vergden.
De rechtbank is van oordeel dat het college op grond van zijn onderzoeksbevoegdheid en
-plicht (in beginsel) bevoegd, maar ook gehouden is onderzoek te doen naar de aard en omvang van de zorg die een kind nodig heeft. Daarbij is het aan het college om te bepalen hoe dat onderzoek wordt ingekleed. Van ouders mag (volledige) medewerking aan zo’n onderzoek worden verlangd. Dat kan anders zijn als er al voldoende recente stukken aanwezig zijn waaruit de zorgbehoefte blijkt. De rechtbank is echter niet gebleken dat dergelijke stukken – recent en voldoende geschikt om de aard en omvang van de zorg van [naam zoon] te kunnen vaststellen – ten tijde van de in geding zijnde periode van 19 augustus tot en met 4 november 2019 bij het college aanwezig waren. Het diagnostisch onderzoek van het LUBEC is van 27 januari 2020 en derhalve van ruim na de periode in geding. Verder hebben eisers pas met de brief van 14 april 2020 de volledige Inventarisatie zorg- en ondersteuningsbehoefte van 1 april 2019 en het Groeidocument VSO van 21 maart 2019 van gedragswetenschapper De Rooij van het Breda College overgelegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college indertijd medewerking van eisers heeft mogen verlangen bij een onderzoek naar de hulpvraag en -behoefte van [naam zoon] .
Ten aanzien van de stelling van eisers dat het college de deskundigheid van het Breda College in twijfel heeft getrokken, overweegt de rechtbank daarvoor geen aanwijzingen te hebben. Het college heeft 14,5 uur zorg per week op school toegekend en dat is gelijk aan het aantal uren dat het Breda College als benodigde zorg had aangegeven en waar eisers om hadden verzocht. Zoals reeds overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het college bevoegd en verplicht was onderzoek te doen en zij acht het niet onredelijk dat het college in dat kader onder meer inzage wilde hebben in de volledige stukken van het Breda College en dat het college aanvullend onderzoek (zoals bijvoorbeeld een gesprek met de ouders, met [naam zoon] en met de school) niet uitsloot. Dat betekent niet dat daarmee de deskundigheid in twijfel is getrokken.
ten aanzien van het persoonsgebonden budget
Voor zover de vorm van verstrekking van de zorg in deze periode nog in geschil is, overweegt de rechtbank dat het college heeft gesteld dat eisers geen pgb-plan hebben ingeleverd en niet aannemelijk hebben gemaakt dat zorg op school in natura niet passend is. Het college stelt dan ook geen pgb te hebben hoeven verstrekken.
De rechtbank kan zich met dit standpunt verenigen. Ook de rechtbank is van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zorg in natura niet passend zou zijn. Zij betrekt daar nog bij dat aan [naam zoon] met ingang van 4 november 2019 zorg op school in natura wordt geleverd door Amarant, dezelfde zorgverlener als in de periode daarvoor toen zorg op school nog door eisers werd betaald. Daarnaast leidt de rechtbank uit onder meer eisers’ reactie van 19 augustus 2019 en e-mail van 30 oktober 2019 af dat zij tegen deze zorg in natura op zichzelf geen bezwaar hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college de zorg op school in natura heeft kunnen toekennen.
Met betrekking tot eisers stelling dat toekenning van zorg op school in natura en niet in de vorm van een pgb, onder verwijzing naar de e-mail van [naam kwaliteitsmedewerker jeugd van het college] van 5 augustus 2019, in strijd is met het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens het e-mailbericht van 5 augustus 2019 heeft [naam kwaliteitsmedewerker jeugd van het college] aangegeven
onder voorwaardenbereid te zijn zich intern
hard te makenvoor een pgb voor zorg op school. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank van een expliciete toezegging van het college geen sprake. Eisers’ beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
6.3
Tussenconclusie
De rechtbank komt concluderend tot het oordeel dat het niet onredelijk is dat het college in dit geval gebruik heeft gemaakt van een niet exact op de zorgvraag aansluitend zorgprofiel, dat het medewerking van eisers aan een (breed) onderzoek naar de zorgvraag/behoefte van [naam zoon] heeft kunnen verlangen en deze zorg in natura heeft kunnen toekennen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eisers in redelijkheid gebruik hadden kunnen en moeten maken van het voorstel van 5 augustus 2019 en/of de voorgehouden zorg van 23 augustus 2019. Dat eisers hebben nagelaten die zorg te accepteren – als gevolg waarvan niet vanaf het begin van het schooljaar 2019-2020 aan [naam zoon] zorg op school door het college is verstrekt – dient voor hun rekening en risico te komen. De rechtbank acht het college derhalve niet gehouden de door eisers over de periode van 19 augustus tot 4 november 2019 betaalde zorg op school te vergoeden.
6.4
De duur van de indicatie
Eisers hebben aangegeven zich niet te kunnen verenigen met de looptijd van één jaar van de toegekende zorg op school, vanwege de onrust die dat met zich meebrengt. Zij wensen dat die indicatie doorloopt tot [naam zoon] 18e jaar.
Het college geeft aan geen aanleiding te zien voor toekenning over een langere periode. Omdat de situatie van [naam zoon] kan veranderen, wordt zorg op school per schooljaar toegekend. Zo gaat [naam zoon] bijvoorbeeld volgend schooljaar stage lopen. Dat zal naar verwachting consequenties hebben voor de aard en omvang van de zorg op school. Het college wil daarom de vrijheid hebben om die zorg jaarlijks te (kunnen) beoordelen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de door het college gegeven redenen, het niet onredelijk is dat zorg op school (na evaluatie van het voorgaande jaar) per schooljaar wordt toegekend.
6.5
pgb voor de woensdagochtend
Ter zitting hebben eisers aangegeven dat er tot dan toe nog geen muziektherapie of gelijkwaardige therapie aan [naam zoon] op de woensdagochtend is gegeven en zij hebben de rechtbank gevraagd hier met spoed een beslissing over te nemen, nu het immers alleen nog kan gaan om zorg in natura, danwel een pgb voor de toekomst.
Het college heeft aangegeven dat in het algemene pgb, dat inmiddels is verlengd, met ingang van 1 januari 2021 een bedrag is opgenomen voor muziektherapie of gelijkwaardige therapie.
Eisers hebben het college verzocht om vooruitlopend op deze zorg al in december 2020
3 uur pgb voor (muziek)therapie toe te kennen.
Na de behandeling ter zitting is bij ongedateerd besluit – volgens het college verzonden op 4 december 2020 – aan eisers over de periode van 1 tot en met 31 december 2020 ten behoeve van [naam zoon] een pgb toegekend voor 3 uur per week muziektherapie of gelijkwaardige therapie.
Gelet op dit besluit hebben eisers naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij de beoordeling van hun beroep voor zover dat betrekking heeft op het pgb voor 3 uur (muziek)therapie per week thuis op de woensdagochtend. Het college is immers thans volledig tegemoetgekomen aan hun wensen op dit punt. Het beroep daartegen zal de rechtbank daarom niet-ontvankelijk verklaren.
7.
Conclusie
Het beroep zal ongegrond worden verklaard, voor zover dat betrekking heeft op de zorg op school, en niet-ontvankelijk, voor zover dat betrekking heeft op het pgb voor 3 uur (muziek)therapie per week thuis op de woensdagochtend.
Omdat het beroep tegen het besluit over de zorg op school ongegrond is, zal de rechtbank het verzoek van eisers om schadevergoeding afwijzen. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat, gelet op het voorgaande, geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond, voor zover dat is gericht tegen de toekenning van
14,5 uur zorg op school in de vorm van zorg in natura;
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dat betrekking heeft op de aanvraag van een pgb voor 3 uur (muziek)therapie per week thuis op woensdagochtend;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. C.E.M. Marsé, leden, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op
4 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: Wettelijk kader

JEUGDWET

Artikel 1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

jeugdhulp:
1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,
met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;

opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen:
1°. psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
2°. beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en
3°. een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

Artikel 2.3

1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
(…)
4. Het college houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs rekening met:
a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en
b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
5. Voor zover redelijkerwijs mogelijk, wordt de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid geboden met betrekking tot de activiteiten van jeugdhulp.
(…)

Artikel 2.5

4. Ter uitvoering van artikel 2.3, vierde lid, en artikel 2.4, derde lid, draagt het college er in ieder geval zorg voor dat passende jeugdhulp ingezet wordt of een passende gecertificeerde instelling de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert.

Artikel 8.1.1

1. Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college hun een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
2. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
a. de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.
3. Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
4. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:
a. voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening, of
b. indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 8.1.4, eerste lid, onderdeel a, d of e.

Artikel 8.1.2

1. De jeugdige en zijn ouders doen aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget.
2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet, indien het college die feiten en omstandigheden kan vaststellen op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens die feiten en omstandigheden kan verkrijgen uit bij regeling van Onze Ministers aan te wijzen administraties.
3. De jeugdige en zijn ouders zijn verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE ROOSENDAAL 2019

Artikel 18 Overgangsrecht

1. Een recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Roosendaal 2015 blijft gehandhaafd, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee die voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
2. Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening, bedoeld in het eerste lid, en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de ingetrokken verordening.
3. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Roosendaal 2015, wordt beslist met inachtneming van de ingetrokken verordening.
VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE ROOSENDAAL 2015

Artikel 6. Regels voor pgb

1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.
2. Het tarief voor een pgb:
a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;
b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en
c. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.
Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.