ECLI:NL:RBZWB:2021:4633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep tegen besluit WAO

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 8 mei 2020, waarin de uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor de periode van 1 februari 2019 tot en met 30 april 2019 werd vastgesteld. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak op 22 april 2021 het UWV de gelegenheid gegeven om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het UWV heeft dit gedaan met een besluit van 14 juli 2021, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, aangezien het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, het UWV op grond van artikel 8:75a van de Awb veroordeeld kan worden in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.404,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft tevens overwogen dat het UWV het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar gemaakt op 16 september 2021. Verzoeker kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7023 WAO
uitspraak van 16 september 2021 van de meervoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [naam woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), het UWV.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 mei 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de vaststelling van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over de periode van 1 februari 2019 tot en met 30 april 2019.
In de tussenuitspraak van 22 april 2021 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Bij besluit van 14 juli 2021 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 14 juli 2021 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.404,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 534,00, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 2.404,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzitter, en mr. V.M. Schotanus en mr. J.E.C. Vriends, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 16 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.