ECLI:NL:RBZWB:2021:463
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdige betaling griffierecht
Op 4 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. Dit verzoek is op 7 september 2020 ingediend, maar verzoeker heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De voorzieningenrechter heeft verzoeker gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht, zoals vastgelegd in artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht, maar heeft geen onderbouwing voor dit beroep geleverd, ondanks een verzoek van de griffier om dit te doen. Op 11 januari 2021 is het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
Daarnaast heeft verzoeker op 31 januari 2021 om uitstel van betaling gevraagd, maar dit verzoek is na de gestelde termijn ingediend en is daarom niet gehonoreerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen en heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om alsnog het griffierecht te betalen, met de waarschuwing dat bij niet tijdige betaling het beroepschrift niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het verzoek niet inhoudelijk in behandeling zal worden genomen. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.