ECLI:NL:RBZWB:2021:4627

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3433 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering en bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 20 juli 2021 is genomen. Dit besluit betreft de intrekking van haar bijstandsuitkering per 1 juli 2021 en de intrekking van de bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering per dezelfde datum. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening is dat de intrekking van haar bijstandsuitkering onterecht is.

De zitting vond plaats op 8 september 2021 in Breda, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. C. van der Ent. Namens het college was mr. J.P.C. Schouten aanwezig. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel een voorlopig karakter heeft en dat het de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet bindt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een acute financiële noodsituatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat er geen onverwijlde spoed aanwezig is. Bovendien blijkt uit het door het college overgelegde besluit dat verzoekster per 30 juli 2021 opnieuw een bijstandsuitkering is toegekend, wat de noodzaak voor een voorlopige voorziening verder ondermijnt. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier mr. S. Constant, en is openbaar uitgesproken op 8 september 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3433 PW VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 8 september 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. C. van der Ent,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 juli 2021 (bestreden besluit) van het college inzake de intrekking van haar bijstandsuitkering per 1 juli 2021 en de intrekking van de bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering per 1 juli 2021. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 8 september 2021. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] , kantoorgenoot van haar gemachtigde. Namens het college is mr. J.P.C. Schouten verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. Het is vaste jurisprudentie dat bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, van dergelijke spoed niet snel sprake is. Er is enkel een spoedeisend belang in het geval van een acute financiële noodsituatie.
Uit het door het college ter zitting overgelegde besluit blijkt dat aan verzoekster per 30 juli 2021 opnieuw een bijstandsuitkering is toegekend. In het licht daarvan is er geen sprake van een acute noodsituatie en is er aldus geen onverwijlde spoed die vereist dat er een voorlopige voorziening wordt getroffen.
3. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021.
De griffier is niet in de gelegenheid om dit proces-verbaal mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.